De broers Cor en Niek Hendriksen verzorgen met hun ouders en grootouders een kleurrijke veestapel met zo’n 250 melkkoeien. Het zijn kruislingen uit de driewegkruising HF, Fleckvieh en Brown Swiss. ‘We hebben een koe die makkelijk te managen is, ons helpt om financieel goed te draaien én ook nog in een extensief bedrijfssysteem uit de voeten kan.’

Wie vanaf het erf bij de familie Hendriksen in Blankenham goed in de rondte kijkt, ziet niet alleen 140 hectare mooie landbouwgrond rondom de boerderij, maar ook natuurgebied De Wieden – Weerribben op korte afstand liggen. ‘Beperkingen levert het nog niet op voor de bedrijfsvoering’, vertellen Jan en Giesela Hendriksen die wel hun zorgen hebben over de ontwikkelingen van hun sector. Hun zonen en bedrijfsopvolgers Cor en Niek blijven positief. ‘We zijn in balans en we hebben de ruimte.’  

‘Wij schrikken niet van een vaars met 90 lactatiewaarde’

Van proef naar veestapel

Afgelopen voorjaar was het 25 jaar geleden dat de familie Hendriksen de overstap maakte van Twente naar de Kop van Overijssel in Blankenham. Met hun bedrijfsverplaatsing kregen ze meer mogelijkheden om te ondernemen en zo groeide de veestapel uit naar nu zo’n 250 melkkoeien en 140 hectare grond, klei op veen. ‘We zijn gegroeid in aantallen koeien, maar ook in hectares grond’, geven de broers Cor en Niek aan. Cor zit met zijn ouders volledig in maatschap, Niek zit op het Van Hall Instituut en ook in de maatschap. 

‘Van burgers krijgen we complimenten, mooi al die verschillende kleuren.’

Toen vader Jan zo’n achttien jaar geleden de eerste stappen zette bij het kruisen van de veestapel, was dat nog heel nieuw. ‘We deden met zeven andere bedrijven mee aan een proef vanuit Wageningen UR’, vertelt Jan over de oorsprong van hun kruisingsveestapel. ‘Twee jaar lang kruisten we de helft van de veestapel met Fleckvieh. Bij een gelijke melkproductie waren de uiergezondheid en de vruchtbaarheid van de kruislingen flink beter, dus toen hebben we doorgezet.’

Naast HF en Fleckvieh werd Brown Swiss als derde ras gekozen. ‘We zochten een wat meer bespierde koe’, noemt Jan als reden om voor deze combinatie van rassen te kiezen. ‘In het begin was het ook wel wat experimenteren. Zo hebben we ook Noors roodbont gebruikt maar die werden te klein en de uiers te ruim.’

Ondanks ‘onbegrip’ uit hun omgeving in het begin van het kruisingsavontuur, heeft het hen uiteindelijk een makkelijk te managen koe opgeleverd. En een kleurrijke. ‘Een beste koe heeft altijd een goede kleur’, aldus Niek. ‘Van burgers krijgen we bovendien complimenten, mooi al die verschillende kleuren.’

Flexibele koe

Voor Cor en Niek was de kruislingveestapel op het bedrijf een gegeven. Dat neemt niet weg dat ze helemaal achter de keuze voor een driewegkruising staan. ‘Ja, natuurlijk hebben we ons weleens afgevraagd of we beter af zouden zijn om weer meer HF in te zetten’, verwoordt Cor. ‘Maar we komen er altijd op uit dat deze koe bij ons past en naar ons idee het meeste geld voor ons verdient, ook in de toekomst.’ De beide opvolgers zijn het erover eens dat hun veestapel is opgewassen tegen een verandering in bedrijfsvoering, zoals een verminderde ruwvoerkwaliteit door verlies van derogatie of een gedeelte natuurbeheer op hun bedrijf. ‘Met deze koe zijn we flexibel naar de toekomst.’  

Het bedrijf van de familie Hendriksen vanuit de lucht bekeken.

De technische resultaten van de veestapel spreken voor zich: gemiddelde productie van 10.000 kilo melk, 4,40% vet en 3,60% eiwit, een inseminatiegetal van 1,6, een tussenkalftijd van 375 dagen en een tankmelkcelgetal rond de 100.000 cellen/ml en zo’n 10% behandelde mastitis. Daarbij ligt de gemiddelde opbrengst van de kalveren, inclusief 50% kruisling blauwen rond de € 240. ‘Het moet wel een beetje vanzelf lopen’, concluderen de broers.

De aansprekende cijfers verdienen nog meer krediet in de wetenschap dat de melkveehouders de afgelopen drie jaar uit eigen aanwas zijn gegroeid van 170 naar 250 koeien en er dus geen ruimte voor selectie in de veestapel was. ‘Ons vervangingspercentage lag de laatste jaren op 10%’, vertelt Niek. ‘Dat was krap, momenteel zitten we op een normale selectie, maar een vervangingspercentage van maximaal 20% met onze veestapel is heel goed haalbaar, de gemiddelde leeftijd bij afvoer van de koeien is 6,5 jaar, we streven naar 7 jaar.’ Om dat te bereiken hebben ze geduld, vooral met vaarzen. ‘Onze koeien zijn laatrijp, bij een lactatiewaarde van 90 voor vaarzen schrikken wij niet.’ Het komt wel voor dat zo’n vaars met een Belgisch blauwe wordt geïnsemineerd, ook na de tweede kalving nog een keer. ‘Wanneer ze dan derde- of vierdekalfskoeien zijn maken ze indruk met hun hoge lactatiewaarden’, beschrijft Cor. ‘Dan wil je er wel graag een vaarskalf van aanhouden.’

Met aAa naar uniformiteit

Met drie verschillende rassen werken betekent ook op de hoogte zijn van de fokkerij van drie verschillende fokprogramma’s. ‘We kiezen bij elk ras de beste stieren, voor productie en voor uiers’, geeft Cor aan. ‘Ze moeten sowieso goede uiers vererven, daar moet je bij kruisen op letten.’ Bij Fleckvieh zijn ze bovendien extra scherp op de benen. ‘Uiteindelijk willen we allround stieren die geen steken laten vallen in vruchtbaarheid of gezondheid.’ En ook de inbreng van paringsadviseur Klaas Kooiker van GGI-Holland bij de stierselectie mag niet vergeten worden. ‘Hij weet meestal nog wel extra informatie toe te voegen over de dochters van de stieren’, aldus Cor die aangeeft dat de fokwaarden van de Fleckvieh en Brown Swiss stieren niet te vergelijken zijn. ‘Juist dan is advies van een paringsadviseur waardevol.’ Stieren zoals Vlaturo, Hokuspokus, Der Beste en Zerberus (Fleckvieh), Payssli,  Jakarta en Vip (Brown Swiss) en Guard, Frassino en Abundant voor HF zitten daarmee in het stikstofvat. ‘We hebben de voorkeur voor Duitse Brown Swissen omdat die nog dicht bij het oorspronkelijke ras staan, waarmee de positieve raseigenschappen behouden zijn gebleven.’

Missers beperken

In het streven de veestapel meer uniform te maken, best een uitdaging bij kruisen, zijn ze een paar jaar geleden begonnen met aAa, dat een handvat biedt voor het maken van combinaties tussen koe en stier. ‘Onze strategie is vooral stieren met de code 234 en 156 te bestellen’, vat Cor samen. ‘Zo proberen we het aantal stieren beperkt te houden, dat houdt het simpel.’ 

‘En het aantal missers is met het gebruik van triple A, in combinatie met oudere stieren beperkt’, vult Niek aan. De broers werken vol overtuiging met hun kruislingveestapel, terwijl Jan opmerkt dat kruisen na al die jaren nog steeds geen grote opmars heeft gemaakt. ‘Als je de inseminatiestatistieken ziet dan blijft kruisen een vreemde eend in de bijt, terwijl het in de pluimvee- en varkenshouderij eerder regel dan uitzondering is. Die heterosis is toch mooi meegenomen. Begrijp jij dat nou?’

Cor (rechts) en Niek Hendriksen: ‘We komen er altijd weer op uit dat dit type koe bij ons past en naar ons idee het meeste geld voor ons verdient, ook in de toekomst.’
Vorig artikelFriese hennepketen: transitie met serieus verdienmodel
Volgend artikelDon’t judge a book by its cover….