Volgens veel ecologen en natuurorganisaties gaat het bar slecht met de natuur. In de algemene media kom je dit soort berichten en commentaren vaak tegen. Wie het nieuws volgt, kan bijna niet anders dan geloven dat de natuur doodziek en dat dit vooral komt doordat er veel te veel vee is in Nederland.
Er zijn maar weinig journalisten die een verdiepingsslag maken en op zoek gaan naar de vraag: ligt de natuur daadwerkelijk op apegapen? En hoe komt dat dan? Iemand die hier al een aantal jaren serieuze pogingen toe waagt, is landbouwjournalist Geesje Rotgers, tegenwoordig in dienst van Agrifacts. Een ieder die zich onbevooroordeeld een mening probeert te vormen over hoe het daadwerkelijk gaat met de natuur of de waterkwaliteit in Nederland zou ik aanbevelen zich eens te verdiepen in haar publicaties op www.agrifacts.nl.
Rotgers steekt vele uren in waarheidsvinding, onder andere via WOO-verzoeken maar ook door gewoon zelf metingen te doen in natuurgebieden of wateren waarvan wordt gezegd dat ze op omvallen staan. Haar publicaties hierover geven een verbijsterend inzicht in hoe conclusies over omvallende natuur tot stand komen. Er wordt amper gemeten of naar de werkelijke staat gekeken. Conclusies dat het slecht gaat met de natuur worden vooral getrokken op basis van theoretische modellen en merkwaardige inkleuringen, zoals soorten in een gebied zetten die daar van origine niet voorkomen. Methoden van beoordelen worden zonder aankondiging aangescherpt, waardoor de natuur er van het een op het andere jaar ineens een stuk slechter voor staat. Of, als het gaat om waterkwaliteit, meetpunten neerzetten in stedelijke gebieden en dan de landbouw de schuld geven.
Nederland slechtste jongetje? Logisch
Desgevraagd zegt Rotgers: ‘Logisch dus dat Nederland vaak als slechtste jongetje van Europa uit de bus komt. Ik durf inmiddels de stelling wel aan dat de staat van de natuur vooral wordt bepaald vanachter het computerscherm.’ Ze vertelt dat ze regelmatig informatie toegespeeld krijgt van ecologen die vinden dat er in de berichtgeving in de algemene media over de slechte staat van de natuur niet kloppen. Aan die constatering willen ze publiekelijk hun naam echter niet verbinden.
‘Ecologen constateren dingen, maar willen niet geciteerd worden omdat ze veel werk doen voor overheden en natuurorganisaties. Dan lopen we opdrachten mis’, vertelt Rotgers. Ze pleit ervoor om in Nederland zo snel mogelijk over te stappen op een methodiek die meet op basis van de werkelijke staat van de natuur. ‘Europa heeft daarvoor goede handleidingen op de plank liggen. Het is mij een raadsel waarom die meetmethodes in Nederland niet gebruikt worden.’
De natuur wás een open riool
In de podcastserie ‘De natuur ligt op apegapen’ op Foodlog.nl komt de gepensioneerde ecoloog Henk Rampen tot de conclusie dat het juist heel goed gaat met de natuur. Hij werkte jarenlang voor Natuurmonumenten en was als regiohoofd verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van het grootste natuurgebied van Nederland, de Veluwe. ‘Ik ben in de 70-er jaren van de vorige eeuw begonnen in de natuurbescherming. We hadden enorme milieuproblemen, luchtvervuiling, de Rijn was een open riool, noem het allemaal maar op. Toen kon je met recht zeggen: het is twee voor twaalf, de natuur staat op instorten.’ De ecoloog vertelt vervolgens dat de natuurbescherming in Nederland voortvarend aan de slag is gegaan.
‘In de jaren ‘70 was het 2 voor 12 voor de natuur, nu niet meer’
Er kwam een plan om de natuur te versterken, te verbeteren, natuurgebieden te vergroten en te verbinden: de Ecologische Hoofdstructuur. Als we daar dertig jaar lang goed en intensief mee bezig zijn geweest, dan is het toch onwaarschijnlijk dat dit niks zou hebben opgeleverd?’
En dat is volgens hem ook niet zo. ‘Inmiddels zijn bijna alle natuurgebieden verbeterd, vergroot en versterkt. Heel veel verbindingen zijn aangelegd. Ook de milieukwaliteit, water, lucht en bodem zijn sterk verbeterd en daar heeft de natuur enorm van geprofiteerd. Als ik met deskundigen door Nederlandse natuurgebieden loop, valt het ons altijd op dat het in de meeste gebieden zo goed gaat.’ Rampen stelt onomwonden dat berichtgeving over slechte natuur een belang dient. ‘Natuurbeschermingsorganisaties zullen niet zo gauw gaan ventileren dat het goed gaat met de natuur, dan zeggen leden op.’
Wie behartigt welke belangen
De Telegraaf en Algemeen Dagblad uitgezonderd, blijven de bevindingen van Rotgers in de algemene media buiten beeld. Ze wordt gezien als behartiger van ‘de agro-industrie’ en daarom stelselmatig genegeerd. Terwijl alles wat natuurorganisaties in publicaties naar buiten brengen voor zoete koek wordt geslikt en als objectieve nieuwsfeiten worden geserveerd aan de lezer. Alsof dat geen behartigers zijn van ‘de natuurindustrie’. Dat, plus het gegeven dat er raar wordt gemeten in Nederland, wekt de indruk dat oud-politicus en opiniemaker Ronald Plasterk een punt heeft met zijn constatering dat ‘het complete establishment, de meeste media, de ambtenaren, stevig in handen zijn van één categorie mensen, met in grote lijnen dezelfde opvattingen.
Dan over naar Wouter de Heij, de scheikundige procestechnoloog die houdt van data en metingen en zich heeft vastgebeten in het hoofdpijndossier stikstof. Hij mocht als expert aanschuiven bij de commissie Schoof. Zijn conclusies over de invloed van stikstof op natuur en omgeving zijn te vinden op de website StikstofInfo.net. Hij ontkent niet dat de veehouderij de natuur op sommige plekken belast met stikstof, maar wijst er tegelijkertijd op dat er meerdere stressfactoren zijn voor natuur, zoals verdroging, verdichting van de bodem, intensieve recreatie of beheer dat niet aansluit bij de oorspronkelijke vegetatie.
Stellig is hij in één constatering: ‘Het beeld van een algemeen instortende natuur klopt niet. Wie moeite neemt om de data, de modellen en de veldwaarnemingen te bestuderen, ziet een ander beeld.’ Hij ondervindt zelf regelmatig dat het debat verhardt. ‘Wie nuance aandraagt, wordt al snel verdacht gemaakt als ontkenner of als belangenbehartiger van de landbouw. Maar het is precies de nuance die we nodig hebben als we werkelijk op zoek zijn naar beleid dat recht doet aan zowel de natuur als aan boeren, bewoners, bedrijven en bestuurders.’
Natuur verdient bescherming
De Heij besluit met de conclusie: ‘De natuur verdient bescherming. Maar bescherming begint bij begrip. En dat begrip vraagt om meer dan slogans en metaforen als ‘de natuur staat op instorten en dat komt doordat er een verstikkende stikstofdeken over Nederland ligt’. Het vraagt om een eerlijke weergave van de feiten, een besef van regionale verschillen en de moed om te erkennen dat we in een complexe werkelijkheid leven waarin simpele oplossingen zelden volstaan. Wie werkelijk iets wil betekenen voor natuur en milieu, zou moeten stoppen met het herhalen van beelden die versimpelen wat ingewikkeld is. Want alleen met een open oog voor de werkelijkheid – met al haar schakeringen – kunnen we bouwen aan beleid dat niet alleen moreel goed voelt, maar ook echt werkt.’