Met het wegvallen van de laatste derogatieruimte komt er in 2026 weer meer mest op de markt. Niet Zuid-Nederland, maar Friesland wordt hier het meest door getroffen. De dreiging van een overvolle mestmarkt en torenhoge prijzen voor mestafzet is reëel, maar ervaringen van afgelopen voorjaar en de komst van Renure bieden hoop. De komst van ‘groene kunstmest’ vraagt echter tijd. Voor komend jaar moet vooral een droog voorjaar de schade beperken.

‘Er gaat weer 30 kilo stikstof uit mest per hectare af, dus het gaat nog meer knijpen’, ziet LTO Friesland-voorzitter Jan Teade Kooistra. ‘Voor de langere termijn zie ik wel ruimte maar we moeten eerst door de zure appel heen bijten’.  Of melkveehouders in 2025 met de mest zijn blijven zitten weet hij niet, maar hij hoort wel over melkveehouders die nu meer mest in opslag hebben dan ze zouden willen. Voor de korte termijn ziet Kooistra dat er nog wat meer melkveemest naar akkerbouwers kan gaan. ‘Een droog voorjaar helpt daarbij.’

De Gazoo van JOZ en de Lely Sphere  voldoen in de basis aan de eisen van renure.

‘Het is nog niet te zeggen wat 2026 gaat doen’, zegt ook secretaris meststoffendistributie Manon Jansen van brancheorganisatie Cumela. ‘Het is afhankelijk van het weer en mestexport, maar ook van wanneer Renure toegepast mag worden als kunstmestvervanger. De volumes zijn ook sterk afhankelijk van verschillende beleidsmaatregelen, zoals de stoppersregelingen.’

De Gazoo van JOZ en de Lely Sphere voldoen in de basis aan de eisen van renure.

Het mestaanbod volgend jaar ligt zeker boven dat van 2025. Eind 2024 werd voor dit jaar een chaotische mestmarkt voorspeld met hoge prijzen. In grote lijnen liepen die in het Noorden eerst ook op richting € 40 per ton voor afzet via een intermediair. Maar door het mooie, lange en droge voorjaar zakten de prijzen gestaag richting € 25 per kuub. De afzettarieven variëren sterk op basis van afzetnood, relaties, transportafstanden en mestkwaliteit.

De hoge prijzen trokken ook meer akkerbouwers over de streep om rundveedrijfmest af te nemen. ‘We hebben dit jaar alle mest kunnen plaatsen die we kregen aangeboden’, blikt Bert Luimstra van Luimstra Mestdistributie uit Surhuizum terug. ‘Hoe dichter bij, hoe lager de prijs. Als we het in de buurt afzetten, is dat een win-winsituatie.’ Toch merkt Luimstra dat de druk toeneemt. Meer dan ooit moest hij afzet zoeken in Drenthe en Flevoland. 2026 is ook voor Luimstra koffiedik kijken. ‘Melkveehouders rekenen nog aan hun mestboekhouding en het eind van derogatie. Bij akkerbouwers speelt nog de vraag hoeveel plaatsingsruimte ze overhouden.’ 

Naast het gunstige weer had de gestegen export een drukkend effect op de prijs dit jaar. In de eerste drie kwartalen ging er ruim 2,7 miljoen ton aan mest de grens over. 26,5% meer dan een jaar eerder, blijkt uit cijfers van RVO. Verder nam door bedrijfsbeëindiging de aanvoer af, vooral van varkensmest. 

Duurdere Friese mest 

Voor Friese melkveehouders geldt dat ze de hoogste prijs betalen. ‘We hebben vooral in het Noorden een mestoverschot. Dan ga je ook meer betalen’, verklaart Luimstra. Voor de afbouw van derogatie konden de meeste Friese melkveehouders mest nog op het eigen bedrijf kwijt. Mest afzetten is voor deze groep een nieuw spel. 

‘Het gaat voor 70% om melkveemest’, analyseert Roefs van NCM de huidige mestmarkt. ‘De melkveedichtheid is in het zuiden veel lager. In Noord-Nederland zijn er ook minder stoppers waardoor de druk daar nog meer komt te liggen.’ 

‘Inzet Renure wacht vooral op duidelijkheid’

Verrassend kan de hogere druk in Friesland niet zijn. In een rapport begin 2024 kwam NCM al met de analyse dat Friesland 3,2 miljoen ton mest moet afvoeren in 2026. Dat is 2,1 miljoen ton meer dan in 2022. Dat komt vooral door het schrappen van de derogatie. Dat kost 13 miljoen kilo stikstof aan plaatsingsruimte, een kwart van de 52 miljoen kilo die landelijk wegvalt en fors meer dan in andere provincies. 

Groningen hield bij de analyse van NCM mestplaatsingsruimte over, al daalt dat wel van 1,1 miljoen ton mest in 2022 naar 0,6 miljoen in 2026. Voor Drenthe daalt de ruimte van 0,4 miljoen ton naar een afvoer van 0,1 miljoen ton. 

Beperkte afzetopties

Veel meer afzetmogelijkheden naar akkerbouwers dan in 2025 zijn er niet. Bovendien kan weer kan daarbij een spelbreker zijn. Bij een nat voorjaar vervangen akkerbouwers de mesttanks liever voor een veel minder insporende kunstmeststrooier. 

Mest blijft een waardevol goed, maar kost tegenwoordig vooral veel.

Groei van de export zet mogelijk nog wel wat door. Hogere mestprijzen maken gebruik ook aantrekkelijk voor buitenlandse collega’s. ‘Leden van Cumela zetten vorig jaar ook al in op meer export, naast uitbreiding van opslagcapaciteit en verwerking’, verklaart Jansen. ‘Afgelopen jaar is veel geïnvesteerd in kennis en informatie over export en zijn handelsmissies georganiseerd.’

Meer mestverwerking met eventueel export of denitrificatie is ook een oplossing. Alleen zitten verwerkers vooral in Oost- en Zuid-Nederland, wat kostenverhogend werkt voor noordelijke mestafzet. Bovendien zijn de installaties ingericht op verwerking van varkens- of kalvermest en wordt de capaciteit al grotendeels benut. Uitbreiden van de verwerkingscapaciteit is door de vergunningsproblematiek nagenoeg onmogelijk.

Verlagen van het eiwitgehalte in voer verlaagt ook het stikstofgehalte in mest, maar dat levert maximaal enkele procenten winst op. Minder melkkoeien is de meest drastische maatregel. Dat gebeurt deels door de regelingen voor bedrijfsbeëindiging. Hoeveel ruimte dat oplevert is nog onduidelijk, maar het is zeker onvoldoende om het verhoogde aanbod in 2026 op te vangen. Als er geen afzet gevonden wordt, of als dat te duur is, blijft de enige oplossing minder koeien in de stal. Mogelijk als tijdelijke maatregel, want voor de toekomst gloort de hoop dat de mestmarkt meer in balans komt door de toelating van Renure; mineralenconcentraat of ammoniumzouten gemaakt uit mest.

Renure is volgens Roefs zeker een oplossing. ‘Dat is simpel uit te rekenen. Met Renure mag je 80 kilo stikstof uit de mest extra per hectare gebruiken bovenop de 170 kilo direct uit mest. Dat is opgeteld net zoveel als eerder bij derogatie, dus komt de mestmarkt daar weer meer mee in balans. Zowel melkveehouders als akkerbouwers kunnen Renure gebruiken. Ook als je rekening houdt met verdere beperking van gebruiksruimte en bufferstroken en zo, is het cijfermatig een manier om de mestbalans weer te herstellen.’ 

Renure in wachtruimte

Alleen staat Renure nog in de wachtruimte. Het Europese Nitraatcomité is op 19 september akkoord gegaan met het gebruik van Renure. Dit ligt nu drie maanden voor bij het Europarlement en de Europese Raad. ‘Een standaardprocedure’, legt Klaas Johan Osinga, lobbyist in Brussel voor LTO, uit. ‘Als er geen commentaar op komt, wordt na drie maanden het besluit gepubliceerd en dan kunnen de nationale overheden ermee aan de slag. Gewoonlijk wordt er in dit stadium niet meer op besluiten gereageerd. Er hoeft ook niet meer over gediscussieerd of gestemd te worden.’

‘Impact stoppersregeling op mestmarkt nog onduidelijk’

Niet dat Nederland nog drie maanden wacht om te beginnen met de invulling van Renure in de nationale regelgeving. De overkoepelende voorwaarden staan al in het voorstel van Nitraatcomité. Op basis daarvan doet de Nederlandse overheid al voorbereidend werk in samenwerking met partijen als NCM, LTO en Cumela. 

‘Als alles volgens plan verloopt, wordt half december gestart met de goedkeuringsprocedure voor het Nederlandse voorstel’, zegt Jansen van Cumela. ‘Daarvoor geldt dan een maximale toetsingsperiode van drie maanden, wat betekent dat vanaf half maart de volgende stap kan worden gezet.’

Om Renure in te zetten, is er vooral behoefte aan duidelijkheid’, vervolgt Jansen. ‘Wat is precies toegestaan, wanneer mag het worden toegepast en onder welke voorwaarden mag Renure worden geproduceerd. Geldt er bijvoorbeeld een vergunningplicht voor de installaties en hoe zit het met registratie en certificering? Pas als dit volledig is uitgewerkt, kunnen ondernemers Renure verantwoord en op grotere schaal toepassen.’ 

Chemisch geldt dat Renure voor 90% uit minerale stikstof moet bestaan. ‘Dat is best een zware eis’, zegt Harm Smit, projectleider emissiereductie en mestverwaarding bij Wageningen University & Research. ‘Het alternatief is de norm aanhouden voor een TOC-waarde (Total Organic Carbon) lager dan drie voor organische stof in verhouding tot stikstof.’

Spuiwater en stikstofstrippers of -scrubbers zoals van Lely en JOZ voldoen in de basis aan de eisen. ‘Maar die staan lang niet op alle bedrijven’, merkt de onderzoeker op. ‘Zolang de capaciteit er niet is, hebben boeren nog weinig aan Renure.’ Stikstofstrippers zijn vooral aantrekkelijk voor grotere bedrijven met hoge kosten voor mestafvoer, verwacht Smit. ‘Die kunnen variabele kosten voor afzet van mest en aanvoer van kunstmest drukken door te investeren in een installatie voor Renure.’ 

Mest filtreren

‘Renure is een blijvertje’, verwacht Roefs. Maar wil deze groene kunstmest echt leiden tot een mestmarkt die meer in balans is, dan moet het wel op grote schaal geproduceerd worden. Hij verwacht dat dat vooral gaat lukken door de andere toegelaten techniek; filtreren in combinatie met omgekeerde osmose. Een techniek die zich al bewezen heeft bij mestverwerking. 

‘Mestverwerkers willen zoveel mogelijk schoon water uit de mest halen om op transportkosten te besparen. Dat is voor melkveehouders niet nodig’, stelt Roefs. Dat maakt dat mest eenvoudiger gefilterd worden. Een probleem dat bij deze toepassing speelt is wel dat er nog geen machines op boerenschaal zijn. ‘Daar moeten snel wat slimme mensen mee aan de slag’, stelt Roefs. 

Een mooi voorjaar, met voldoende droge periodes, helpt enorm om veel drijfmest bij akkerbouwers te kunnen plaatsen en de markt te ontlasten.

‘Meerdere van onze leden werken aan innovaties en er zijn installaties in ontwikkeling, waaronder ook mobiele’, reageert Jansen van Cumela. ‘Deze ontwikkelingen bieden perspectief. Maar er is vooral nog behoefte aan duidelijkheid: wat is precies toegestaan, onder welke voorwaarden mag het geproduceerd worden en hoe zit het met registratie en certificering.’

Voor melkveehouders die zelf Renure willen (laten) produceren is het belangrijk dat ze transparant laten zien hoe ze dat doen, stelt Roefs. Ze moeten de juiste productie, kwaliteit en opslag gegarandeerd aantonen. ‘Een aparte opslag voor de Renure is bijvoorbeeld een eis. Bij inschakelen van een loonwerker blijft de boer ook verantwoordelijk dat dit goed gebeurt.’

Op dit punt wordt ook vooruitgewerkt. Er is al een kwaliteitssysteem voor Renure opgezet: Renugarant. Kiwa Verin ontwikkelde dat in opdracht van NCM en in samenwerking met onder andere LVVN, RVO, NVWA, Cumela, LTO, veehouders en mestwerkers. RenuGarant wordt voor het landbouwministerie een belangrijk instrument om Renure in te voeren. Het systeem is ondergebracht bij Stichting Mestafzetcontrole.  ‘Renugarant zal naar verwachting in maart gereed zijn voor certificering’, merkt Jansen op. ‘Zodra zowel de wetgeving als de certificering op orde is, kan Renure als kunstmestvervanger worden toegepast.’

Renure duurder dan kunstmest

Aan de belofte van de groene kunstmest hangt het risico dat de productie te klein blijft om genoeg effect op de mestmarkt te hebben. ‘Renure zal per kilo stikstof wel duurder zijn dan kunstmest’, merkt Roefs op. ‘Als te veel melkveehouders afwachten met het idee ‘laat buurman maar investeren’ dan wordt het onvoldoende geproduceerd en herstelt de mestmarkt niet. Los van de afweging mest afvoeren of Renure maken verlaag je als veehouder met de groene kunstmest wel je risico. Anders blijf je afhankelijk van een volatiele en zeer door emoties beïnvloedde mestmarkt. Het is aan de ondernemer zelf waarvoor hij kiest.’

Vergisten is onvoldoende voor Renure

Voor de productie van Renure zijn twee technieken toegelaten: stikstof strippen 

en mest filteren aangevuld met omgekeerde osmose. Vergisten valt niet onder de toegelaten technieken voor de productie van de kunstmestvervangers. Digestaat, ook de dunne fractie daarvan, voldoet niet aan de inhoudelijke eisen voor Renure.

‘Vergisten doe je voor het winnen van biogas en verder om de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak te verlagen’, verduidelijkt Harm Smit van Wageningen University & Research. ‘Je installeert een techniek die maar een deel van de organische stikstof omzet in minerale stikstof. Er zijn aanvullende technieken nodig om digestaat om te zetten in Renure. Boeren met vergisters hebben wel al veel techniek binnen gehaald. Deze hightechbedrijven zijn niet bang om er meer techniek achter te hangen.’

Vorig artikelFranse melkveesector lonkt naar jonge emigranten
Volgend artikel‘De boer als stroomaanbieder wordt komende jaren dé trend’