Het zijn turbulente tijden voor mechanisatiebedrijven in Nederland en in Europa. Niet alleen vanwege onzekerheid in de sector, maar ook omdat het steeds lastiger wordt om vakkundig personeel aan te trekken, terwijl de technologie steeds complexer wordt. Wie wil overleven moet flexibel zijn, focus aanbrengen en scherp zijn op de risico’s die zich aandienen.

In Midden- en Noord-Nederland is de opschudding rond het faillissement van mechanisatieketen Groenoord nog steeds niet helemaal verdwenen. ‘Een grote schok’, zegt innovatiedirecteur Ron Houweling van brancheorganisatie Fedecom. ‘Tot dit jaar was het idee dat grote partijen met slagkracht en een gebundelde inkoop het gingen winnen. Groenoord is het bewijs dat dit niet altijd zo is. Toch blijven we als brancheorganisatie geloven in de kracht van een bepaalde omvang. Iedere week ontvang je berichten van overnames of samenwerkingen. De sector zit niet stil.’

Meer mechanisatiebedrijven

Wanneer Houweling de cijfers erbij pakt, ontstaat een opmerkelijk beeld. Tussen 2013 en 2024 nam het aantal mechanisatiebedrijven in Nederland toe, van circa 1.600 tot 2.000 vorig jaar. Het aantal fabrikanten en verhuurpartijen bleef stabiel in deze periode. Tegelijkertijd kromp het totaal aantal startende bedrijven in de landbouw met 9,2% en steeg vorig jaar het stopperspercentage met 10,5%. De stijging in het aantal mechanisatiebedrijven kan Houweling verklaren: ‘We zien dat er meer zzp’ers in onze sector beginnen. Hoe de strenger wordende wetgeving daar grip op gaat krijgen is afwachten, maar de cijfers spreken voor zich. Je ziet dat deze starters zich vaak specialiseren in één product of vakgebied. Deze trend zorgt ook voor verjonging binnen de sector, waar bijna 30% zestigplusser is.’

Gat in de markt

Dat het aantal zzp’ers stijgt ziet ook Renze Broekens, directeur van het gelijknamige mechanisatiebedrijf in Friesland. In deze provincie nam het aantal mechanisatiebedrijven toe met zo’n 10%. ‘Ze springen in het gat van de verdwenen dorpssmid en voeren veelal eenvoudiger reparatiewerk op het boerenbedrijf uit’, analyseert hij. ‘Wij werken ook met hen samen, doordat we ze beleveren met onderdelen en soms (eenvoudige) nieuwe machines. Toch geldt dat wij bijna al het onderhoud zelf uitvoeren aan de machines die we verkopen. De kracht van een éénpitter zit deels in de tariefstelling. Logisch, ze hebben immers aanzienlijk minder overhead. Soms zie je dat zo’n persoon zich doorontwikkeld en een eigen vestiging start, maar vaak gebeurt dat niet. Doordat agrarische bedrijven groter worden, en de boer geen tijd meer heeft voor onderhoud en reparatie, schiet er meer werk over. Daar profiteren zij van.’

‘Alles moet scherp’

De werkplaatstarieven blijven een heet hangijzer bij mechanisatiebedrijven, weten ook Houweling en Broekens. ‘Afgelopen jaar zijn we begonnen met een training rond kostprijsbepaling in de werkplaats. De interesse was enorm’, zegt Houweling. ‘Je komt enorme verschillen tegen, met tarieven van € 60 tot € 100 per uur. Dat zegt niet alles want ieder bedrijf is anders. Maar de spreiding is groot. In vergelijking tot andere sectoren zit de landbouw relatief laag in zijn tarieven. Bij een vrachtwagendealer is € 130 heel normaal.’ 

Machines worden groter en complexer. Dat vraagt meer van dealers én de monteurs die het moeten onderhouden.

‘De lage tarieven hebben we ook aan onszelf te danken’, reflecteert Broekens. ‘We zijn lang voorzichtig geweest met verhogen en dat is niet gek; loonwerkers en boeren doen het ook. Alles moet scherp, ook bij de dealer.’

Van monteur naar engineer

Bij Broekens verkopen en onderhouden ze ook machines als spotsprayers, camerasorteerders, machines voor elektrische loofdoding en zijn ze actief met precisielandbouw. Complexe technologie die veel gebruik maakt van computers, camera’s, AI en meer. De complexiteit neemt fors toe. Dat geldt ook voor de zelfrijdende voermengwagen, triplemaaier of opraapwagen. Broekens verwacht dat gedeeltelijk gerobotiseerde trekkers zich binnen enkele jaren aandienen. ‘Misschien moeten we in de toekomst op zoek naar een installateur in plaats van een monteur’, oppert hij. ‘Je kunt niet verwachten dat een monteur verstand heeft van alle machines die je verkoopt. Nu al passen we specialisatie toe. Wel houden we alle medewerkers op de hoogte van de globale ontwikkelingen. Het kunnen opleiden van specialisten, daar zit je onderscheidend vermogen als merkdealer.’

Complexiteit neemt in de mechanisatiebranche fors toe

Ook Houweling merkt dat de vraag ontstaat naar een nieuw type monteur. ‘Een software engineer, die minder met ijzer heeft en meer met software. Dat is een ander type mens met andere wensen en scholing. Daar moet de sector zich op voorbereiden. In de komende tien jaar ondergaan we echt een gedaantewisseling. De uitdaging is dat we als landbouw nog meer moeten concurreren met andere technologische industrieën.’

Inhaalrace

De machines worden complexer en prijziger, maar de aantallen nemen niet toe. Dat heeft alles te maken met krimp van de sector. Zo is het aantal melkveebedrijven, volgens de CBS-telling, al onder de 14.000 gedoken en zet die trend zich door. Tegelijkertijd worden bedrijven gemiddeld groter. ABN Amro ziet op jaarbasis een krimp van 2% in de veestapel. Rabobank verwacht dat in 2040 het aantal koeien met 30% is afgenomen en het aantal melkveebedrijven gehalveerd. De helft van de overblijvers zijn hoogproductieve bedrijven, zo schat de bank in. Zij stellen hoge eisen aan hun mechanisatie.

Op korte termijn zorgt een hogere melkprijs voor een fors verbeterde liquiditeit, ten opzichte van 2024. Vorig jaar kromp de trekkermarkt in Nederland nog met ruim 5%, wat in lijn ligt met Europa (-4,7%). Houweling merkt op dat melkveebedrijven afgelopen winter weer behoorlijk in hooibouwmachines hebben geïnvesteerd. ‘Je ziet dat in stallen nauwelijks meer geïnvesteerd wordt, door de politieke onzekerheid. Het geld wordt in automatisering gestoken (melk- en voerrobots) en in machines. De laatste twee tot vier jaar is rustig aan gedaan met investeren, waardoor bedrijven wat hebben in te halen.’

Financieringsrisico

Waar mechanisatiebedrijven als Broekens eveneens mee te maken hebben, zijn de ambities van trekkerfabrikanten. Zij willen full-liner zijn met maar één merk in de schuur van de boer. ‘Fabrikanten vergeten dat een klant daar helemaal niet op zit te wachten – zeker een Nederlandse boer niet’, weet Broekens. ‘Met New Holland hebben we een stevige en betrouwbare groep dealers, maar ook wij hebben met een wisselend beleid vanuit de fabrikant te maken gehad. Dat zie je ook bij andere merken. Wij voeren een merkenpakket dat past bij ons bedrijf, de regio en onze klanten. De soms dwingende houding van fabrikanten is van alle dag. Grote namen vanuit het verleden staan inmiddels in de geschiedenisboeken. We moeten niet vergeten dat de risico’s alsmaar groter worden door duurdere machines, waar een hoger financieringsrisico aan hangt. Als mechanisatiebedrijf kun je je simpelweg geen misstappen veroorloven.’

Vorig artikelStudiereis naar het noordoosten van Duitsland, september 2025. Meld je nu aan
Volgend artikel‘Emigratie is het beste wat mij in mijn leven is overkomen’