Veel verschillende factoren beïnvloeden de uiergezondheid op het melkveebedrijf. De sleutel ligt in doelen stellen, langdurig maatregelen nemen én het effect van die maatregelen controleren.

Een gezond uier heeft een celgetal onder de 150.000 cellen per milliliter (ml), een gezond bedrijf heeft minder dan 15% klinische mastitis. Het gemiddelde tankcelgetal lag in 2024 echter op 199.000 cellen per ml melk, publiceert Qlip. ‘Het aantal klinische mastitisgevallen ligt gemiddeld op 25 tot 30%. En toch is 80% van de melkveebedrijven tevreden met de uiergezondheid. Dat is echt bedrijfsblindheid’, concludeert Henry Westerink scherp. De specialist stalmanagement van Berg Agri ziet dus veel kansen voor verbetering.

Theo Lam is iets positiever gestemd. De hoogleraar van Universiteit Utrecht is al bijna dertig jaar bezig met uiergezondheid en toch nog lang niet uitgeleerd. Zijn lange loopbaan laat al gelijk iets zien van de complexiteit van uiergezondheid. ‘Het celgetal is waanzinnig veel beter dan vijftig jaar terug.’ Achterover hangen dus voor de melkveehouders? ‘Als je tevreden bent mag je blijven doen wat je doet, maar ik pleit wel voor ambitie. Mastitismanagement is nooit klaar, er is bijna altijd wat te verbeteren.’ Hij formuleert mastitismanagement als een combinatie tussen weerstand, infectiedruk en melken. ‘De weerbaarheid kun je beïnvloeden met onder andere voeding, fokkerij en vaccinaties. De infectiedruk zit hem vooral in huisvesting, hygiëne en, als meest belangrijk, de melkmachine.’ 

Praktijk weerbarstig

‘Omdat de tepelvoering het directe contact tussen machine en koe is, is het essentieel om deze te vervangen na het aantal melkingen dat de fabrikant voorschrijft’, noemt Johan Grolleman, zelfstandig adviseur melkwinning, als eerste aandachtspunt. In oudere tepelvoeringen kunnen haarscheuren ontstaan waarin bacteriën zich kunnen nestelen. Ook kan de melkbaarheid afnemen, waardoor de melktijd en dus de speenbelasting onnodig toeneemt. Zijn tweede aandachtspunt is een open deur, maar gaat in de praktijk nog vaak mis: sluit alleen schone spenen aan.

Henry Westerink: ‘Te vaak nog bedrijfsblindheid’

Start met melken als de koe de melk laat schieten, is een andere open deur. Theorie die elke boer kent, maar in de praktijk toch weerbarstig is. ‘De ideale situatie is schoonmaken, voorstralen en dan zestig tot negentig seconden wachttijd tot de koe de melk laat schieten. Dat betekent zes tot acht koeien voorbehandelen en dan weer terug naar de eerste koe om het melkstel aan te sluiten’, geeft Grolleman aan, die direct toegeeft dat dit meer tijd kost. Toch pleit hij in melkstallen voor dit protocol.

‘Blindmelken, dus melken zonder dat de koe de melk laat schieten, geeft een hoge speenbelasting. De slotgaten worden slechter. Niet alleen de melktijd neemt hierdoor toe, ook de uiergezondheid gaat hard achteruit. Bij een koe met speenpuntvereelting kan het wel twee uur duren voor het slotgat gesloten is, in plaats van de gangbare dertig minuten’, weet Grollema. Een langere duur geeft meer risico op binnendringende bacteriën. Het tweede risico van te snel aansluiten is dat de koe niet volledig uitmelkt. ‘Achtergebleven melk gaat ten koste van de melkproductie en geeft meer kans op uierontsteking.’ Bij melkrobots ziet de

Theo Lam: ‘Mastitismanagement is nooit klaar.’

melkwinningspecialist dan ook steeds meer aandacht voor goed voorbehandelen in plaats van snel aansluiten. Als laatste aandachtspunt noemt hij het zorgvuldig nadippen van de speen. ‘Pas als deze aandachtspunten kloppen,  komt de afstelling van de melkmachine kijken’, is zijn ervaring. Instellingen zoals afnamegrenzen en vacuümniveaus zijn wat hem betreft altijd maatwerk op basis van de bedrijfsdoelstellingen. 

Geen simpele oplossingen

De motivatie van de melkveehouder is de belangrijkste voorwaarde om uiergezondheid naar een hoger niveau te tillen. ‘Vaak kosten maatregelen extra tijd en is het effect pas op de lange termijn zichtbaar. Dat vraagt dus om doorzettingsvermogen’, noemt Grolleman. ‘Er zijn geen simpele oplossingen, mastitis draait om veel handelingen die in elkaar grijpen’, vult Theo Lam aan.

‘De vraag is ook, wat mag preventief werken je kosten?’, stelt Henry Westerink, die de boer als bacteriemanager ziet. ‘De combinatie van vocht, temperatuur en voedingsbodem bepaalt de bacteriegroei in de omgeving. Idealiter heeft boxstrooisel dus een drogestofniveau van minimaal 65%.’ Om dat niveau te bereiken én te zorgen dat het strooisel in de boxen blijft liggen, heeft Berg zich toegespitst op het maken van mengsels van stro, vlas of gepelleteerd product met kalk of kleimineralen. ‘Dat werkt antibacterieel, neemt veel vocht op en doordat kalk en kleimineralen anorganisch zijn, kunnen daar geen bacteriën op groeien.’

Daarbij noemt Westerink ook de opslag van strooisel als een risicopunt. ‘Sla het strooisel bij voorkeur binnen op en zorg dat het niet in contact komt met vocht of vervuiling.’ Voor een optimale uiergezondheid pleit Westerink voor twee keer per week instrooien van diepstrooiselboxen en voor matrassen dagelijks instrooien met een verse laag strooisel. 

Fokkerij als mammoettanker

‘Focussen op koeien met een hoog celgetal is een verloren strijd’, stelt Johan Grolleman. ‘Als je die koeien behandelt zakt het tankcelgetal. Een koe van 3.000.000 cellen per ml melk gaat dan misschien naar 300.000 cellen per ml melk. Dat scheelt in de tank, maar niet in de infectiedruk.’ Hij pleit er voor om  koeien met een hoog celgetal af te voeren en te focussen op de vaarzen, zodat dat oude koeien worden met een laag celgetal.
‘Ik ben er van overtuigd dat uiergezondheid al begint bij de biestvoorziening van het kalf’, gaat Theo Lam nog een stap verder. ‘Ondanks dat de erfelijkheid van de uiergezondheidskenmerken laag is, heeft selecteren op uiergezondheidskenmerken ook langdurige invloed’, is zijn overtuiging. ‘Hygiëne op stal is de speedboot waar je mee bij kunt sturen, maar genetische vooruitgang is de mammoettanker.’

‘Boxstrooisel bevat idealiter minimaal 65% droge stof’

De mineralenvoorziening in de opfok, zorgen voor geleidelijke voerovergangen en stress voorkomen, noemt Lam als belangrijke punten om de weerstand op peil te houden. ‘Je kunt van allerlei technische innovaties bedenken, maar het gaat om de controle’, vult Grolleman aan. ‘Is de speen echt schoon na het schoonmaken? Is de speenpunt in goede conditie na de melking? Heeft het strooisel wel echt de kwaliteit is die je wilt? Nagaan of de handeling ook daadwerkelijk het gewenste effect heeft, daar valt nog veel winst te halen.’

Doelen stellen

Twee keer per week instrooien van diepstrooiselboxen en matrassen dagelijks instrooien met een verse laag strooisel, is het devies voor goede uiergezondheid.

Concrete doelen stellen. Dat noemen de drie deskundigen afzonderlijk van elkaar als belangrijkste maatregel om de uiergezondheid naar een hoger niveau te tillen. ‘Definieer welk tankcelgetal je wilt hebben en hoeveel mastitisgevallen je per jaar accepteert. Zit je hoger? Maak dan samen met je dierenarts en adviseurs een plan op maat’, adviseert Theo Lam. Bijkomend voordeel: dan valt er ook nog wat te vieren als de doelstelling is behaald.

Vorig artikel‘Ik beleef enorm veel plezier aan het boer zijn’
Volgend artikelPraten over gevoelens is niet zwak