Een dalende mestgift betekent ook dat er minder organische stof, mineralen en sporenelementen op het land komen. De gehalten in voer en bodem van verschillende mineralen en sporenelementen zakken verontrustend. Melkveehouders moeten zich hier beter bewust van zijn, waarschuwen experts van Eurofins Agro. ‘En maak bemestingsplannen per perceel in plaats van voor het hele bedrijf.’
‘Het fosforgehalte in kuil en bodem is een voorbeeld van een mineraal dat onder de kritische grens dreigt te raken’, schetst accountmanager Alie Hissink. Op basis van de uitslag van voorjaarskuilen liet ze op één van de onlangs gehouden expertdagen van Eurofins Agro in Wolvega zien dat het aantal grammen fosfor per kilo droge stof in dertig jaar daalde van ruim boven de 4 naar rond de 3,5. Met meer mais in het rantsoen zal dat nog verder zakken. ‘Maar 3,3 is wel de ondergrens’. Een lager fosforgehalte geeft gezondheidsproblemen bij de melkkoeien. ‘Uiteindelijk gaan koeien dood bij te weinig fosfor’, stelt ze onomwonden.
Het moge bekend zijn: de daling komt voort uit de beperking van gebruik van drijfmest. Dat bevat veel meer mineralen en sporenelementen dan een stikstofkunstmest. Een breed spectrum aan sporenelementen en mineralen in kuil daalt daarom door het aangescherpte mestbeleid, waaronder naast fosfor ook kali en mangaan.
Drijfmest is nog wel zo rijk dat het bij de nog toegestane 170 kilo stikstof per hectare nog steeds onttrekking van veel elementen dekt. Dat geldt tot een verlaging van gift tot een 25 tot 30 kuub per hectare, schat Hissink. Daaronder nemen de problemen verder toe,

Naast fosfor komen kali, zwavel, mangaan en molybdeen wel in het geding bij de mestnorm voor 2026. ‘Een laag gehalte aan mangaan zorgt voor meer stierkalveren’, merkt Hissink op. De onttrekking van deze stoffen door gras is hoger dan met mest meegegeven kan worden. Bij mais geldt dit alleen voor fosfor. Zonder gerichtere aanpak leiden deze tekorten tot een zich versterkende vicieuze cirkel. Het land levert te weinig aan het gras, waardoor er in de volgende mestronde weer minder van dat mineraal zit. De gehaltes dalen dan door de jaren heen steeds verder.
Fosfaatkunstmest kan weer
Bij kali is een met fosfor vergelijkbare daling te zien in voorjaarskuilen van 36 gram per kilo droge stof naar 30 gram. Dat heeft vervolgens vooral effect op de opbrengst van het grasland en is te ondervangen door een kalibemesting. Voor een te laag aandeel zwavel is ook gericht kunstmest te gebruiken. Voor fosfor geldt bemesting met fosfaatkunstmest ook als meest logische oplossing. ‘We verwachten dat een te lage fosfaatwaarde zo ook opgelost mag worden. Met het vervallen van de derogatie vervallen ook de bijbehorende beperkingen. Melkveehouders mogen weer fosfaatkunstmest gebruiken zolang dat binnen de gebruiksnormen voor fosfaat valt’, stelde Hissink op de expertdag.
Verder bepleit de Eurofins Agro-medewerker toevoegen van mineralenmengsels aan het voer van de koeien. ‘En dan niet standaardmengsels, maar mengsels afgestemd op de uitslagen van de kuilmonsters. Het is niet zinvol mineralen of sporenelementen toe te voegen die al voldoende in het voer zitten.’
Organische stof
Wat geldt voor de afname van mineralen door minder mest geldt ook voor organische stof in de bodem. ‘De bodem is het fundament voor de productie en organische stof is de basis van de bodem. Maar is dat fundament wel klaar voor de toekomst’, is de vraag die productspecialist Karst Brolsma van Eurofins Agro de bezoekers van de expertdag voorlegt. Die basis in evenwicht houden is een spel tussen het behoud en liefst laten stijgen van organische stof en aan de andere kant stimuleren van de afbraak om de mineralen uit de bodem te benutten.
‘Check het NLV per perceel, de verschillen zijn groot’
Mest speelde bij die organische stofbalans voor melkveehouders een min of meer automatische rol. Maar bij de strengere mestnormen vervalt die rol. Daar komt bovenop dat naar verwachting de teelt van mais en wisselteelten toeneemt door het einde van de derogatie. Dat heeft een extra negatief effect. ‘Niks is zo goed voor het organische stofgehalte dan blijvend grasland’, stelt Brolsma.
Wat Brolsma vooral opvalt is de grote variatie in het stikstofleverend vermogen (NLV) tussen percelen binnen een bedrijf. De meeste percelen hebben dan wel een NLV rond de 160 kilo stikstof maar het varieert verder van 120 tot 240. Bij een stikstofopname vanuit dat vermogen van 60 tot 70 procent, betekent dat bij een NLV hoger dan 200 een levering van 120 tot 140 kilo stikstof op dat perceel. Bij een NLV van onder de 100 is dat maar 60 tot 70 kilo stikstof.
Plan per perceel
‘Melkveehouders stellen vaak één bemestingplan op voor het hele bedrijf, maar deze verschillen vragen om een plan per perceel. Of, werkbaarder, een indeling van percelen in productiegroepen, zoals bij de koeien’, adviseert Brolsma.
Probeer daarbij in eerste instantie juist de productie op de beste percelen verder te verbeteren, geeft de Eurofins Agro-medewerker aan. ‘Op die percelen is alles in orde en kun je het opbrengstpotentieel wellicht nog beter benutten. Meer bemesten van de slechtere percelen is zonde zo lang je niet weet wat de oorzaak van die lage productie is. Dat moet je eerst uitzoeken.’
Houd ook rekening met het verschil tussen mais en gras, geeft Brolsma aan. Dat vraagt aandacht, omdat daarbij ook een verschil speelt in de kwaliteit van de organische stof. Bij vergelijkbare pH en organischestofgehalte op zandgrond ligt de microbiële biomassa bij grasland een derde hoger dan op maisland. De activiteit daarvan zorgt voor een grotere afbraak van de organische stof. Op kleigrond is dat verschil kleiner.
De verschuiving van de verhouding tussen calcium en magnesium aan het klei-humuscomplex leidt tot een slechtere bodemstructuur. Die verhouding schuift steeds meer op naar magnesium. Een effect dat zichzelf versterkt. De planten zorgen voor meer magnesium in de kuil, waardoor ook het magnesiumgehalte in de mest toeneemt met als gevolg nog meer magnesium in de bodem. Wel hebben melkkoeien voldoende magnesium nodig, dus een laag magnesiumgehalte in kuil is niet gewenst.
‘Bij een slechte structuur door te hoog magnesiumgehalte moet je het perceel eigenlijk resetten. Bekalken en voor meerdere jaren blijvend grasland van maken en niet scheuren’, stelt Brolsma. Hij hamert vooral op grasland, grasland en nog eens grasland. ‘Maar met het eind van de derogatie is de trend juist meer maisland en bouwland in de plaats van grasland.’




























