Maatschap Otten verhuisde ruim vijf jaar geleden met de koeien van Wapse naar Makkinga. Een stap die niet zonder slag of stoot verliep en zowel financieel als mentaal de nodige impact heeft. Desalniettemin wisten ze een zeer productieve veestapel verder uit te bouwen. Met goed voeren en door te vertrouwen op bewezen genetica.
Het is een dagelijks ritueel, 9 uur ‘s ochtends in het kantoor midden in de stal van maatschap Otten nabij Makkinga. Arno (38) en René (36) hebben hun eerste ronde langs het jongvee, de 165 melk- en kalfskoeien en de drie melkrobots er opzitten. Ze bunkeren enkele boterhammen naar binnen, drinken een paar bakjes koffie en nemen de werkzaamheden en eventuele bijzonderheden door. Vader Freek (65), die samen met zijn vrouw Geke mede de maatschap vormt, is vanuit Oosterwolde overgekomen en schuift ook aan. Hij voert na de koffie zoals altijd de melkkoeien. Senior is daarnaast de ICT-man van de maatschap. ‘Ik was al relatief vroeg actief met computers. Daarbij ben ik vergeten mijn
zoons die kennis goed bij te brengen. Daarom mag ik de meeste computerzaken alsnog afhandelen’, lacht Freek.
Arno werkte tot 2015 twaalf jaar als monteur en is dan ook de man die de mechanisatie en het veldwerk het meest voor zijn rekening neemt. Net als de verzorging van het jongvee. Sinds kort louter kalveren tot tien maanden omdat de oudere dieren naar een opfokker gaan. Deze keuze is gemaakt om ruimte te houden om voldoende koeien te kunnen melken en niet extra fosfaatrechten bij te hoeven kopen. Daarover later meer.
Fokstieren zelf uittesten
De fokkerij is één van de onderdelen waar René zich mee bezig houdt. Nadat hij in 1999 op de HAVO voor een snuffelstage een dag bij een andere melkveehouder meeliep, kwam hij thuis met ideeën hoe het beter kon en moest met hun veestapel. Vader Freek gaf hem die kans. ‘Ik heb een budget met hem afgesproken en hem daarna de vrije hand gegeven’, vertelt Freek Otten. ‘Zelf vond ik ook dat er te veel schortte aan onze fokkerijaanpak. Inmiddels is wel bewezen dat het inderdaad een stuk beter kon.’
René richtte zich meteen op het verkrijgen van meer balans en inhoud in de koeien en zag heil in het aAasysteem. ‘Eerst probeerde ik dat volledig zelfstandig toe te passen. Toen ik echter in 2003 tijdens een stage in Limburg een echte analist aan het werk zag, wist ik dat dat geen goed idee was en heb direct analist Marcel Verboom uitgenodigd’, lacht de enthousiaste melkveehouder die vooral op zijn gevoel afgaat in de fokkerijkeuzes. ‘Ik
bestudeer de koefamilies achter een stier, maar leg vooral mijn oor te luister bij andere boeren en adviseurs over hoe een stier presteert. Op basis daarvan, en natuurlijk op basis van de cijfers, selecteer ik een fokstier. Zo’n stier gebruik ik vervolgens op een aantal
koeien. Voldoen de vaarzen die daaruit geboren worden goed, dan is de kans groot dat ik die stier opnieuw gebruik en dan vaak nog meer en breder inzet op onze veestapel.’
Afwijkende werkwijze
Met die werkwijze wijkt René sterk af van de meeste veehouders. Die volgen vaak de lijn dat jongere stieren een hogere genetische potentie vererven en daarom beter ingezet
kunnen worden. Dat is ook de lijn die de meeste KI’s propageren. ‘Ik heb ook fokkerijlessen gevolgd tijdens mijn opleiding aan de HAS. De discussie daarbij vond ik vaak de moeite
waard. Door de meeste docenten en medestudenten werd snelle genetische vooruitgang gepredikt, maar ook toen al konden zij mij daarvan niet overtuigen. Omdat volgens mij de winst die dat oplevert niet opweegt tegen de betrouwbaarheid die bewezen fokstieren leveren.’
René vervolgt hoe hij zelf fokstieren vaak uitprobeert op de eigen veestapel: ‘Neem een stier als Lonar van GGI. Nadat ik die stier gebruikt heb, heb ik gewacht tot er meerdere vaarzen van aan de melk kwamen. Ik kon daardoor goed zien dat deze stier stempelt en
blijkbaar op onze koeien en in onze stal goed werk verrichtte. Vervolgens heb ik van hem nog best wat rietjes gebruikt. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor stieren als Montreux, Surefire en Talentino. De laatste ben ik zelfs opnieuw gaan gebruiken nadat twee
dochters van deze stier de 90.000 kilo waren gepasseerd.’
‘WINST VAN SNELHEID
IN FOKKERIJ WEEGT
NIET OP TEGEN
BETROUWBAARHEID’
Zijn werkwijze komt volgens René ook voort uit het feit dat cijfers op papier hem niet altijd voldoende zeggen. ‘Noem een kenmerk als karakter. Dat zegt alleen iets over het gedrag van nakomelingen in de melkstal. Ik wil dieren met karakter in de zin dat ze niet opgeven. Dat een koe de echte wil toont om melk te produceren. Die kennis leer je pas over een stier als hij veel nakomelingen heeft en liefst ook in je eigen stal.’
Hoog koecomfort
Wie een blik in de stal werpt en de productiecijfers bekijkt, weet dat de aanpak van Otten aanslaat. De veestapel toont zich vitaal en erg melkrijk en produceert inmiddels dan ook een rollend jaargemiddelde van bijna 14.000 kilo melk met 3,89% vet en 3,49% eiwit. Fokkerij ligt daaraan mede ten grondslag, maar natuurlijk is er meer. ‘In Wapse hadden we al het idee dat de koeien meer in hun mars hadden, maar dat is er hier met meer ruimte, licht en lucht in een nieuwe stal waar ze in diepstrooiselboxen met zand liggen ook uitgekomen’, zegt Arno. ‘Qua koecomfort zijn we er natuurlijk enorm op vooruitgegaan’,
vult zijn vader hem aan. Daarbij komt nog dat de koeien vanaf de verhuizing gemiddeld drie keer daags door melkrobots gemolken worden, de vaarzen apart gehuisvest zijn als groep én de hele melkveestapel een rijker rantsoen gevoerd krijgt.
‘Door het robotmelken verbruiken de koeien meer energie en moeten ze ook meer energie aangeboden krijgen’, zegt René. ‘Dat wordt nog wel eens onderschat. Wij doen dat inmiddels al meerdere jaren via compact voeren. Door de tijd heen hebben we dat
systeem gefinetuned en ik geloof wel dat we het inmiddels aardig in de vingers hebben. In de praktijk betekent dat onder andere dat we elke avond ontsloten tarwe en andere grondstoffen in de mengwagen gooien. ’s Ochtend voegen we dan water toe gevolgd door
eerst graskuil en daarna snijmais, in een 50/50 verhouding. Dit laten we twee keer een kwartier mengen en draaien het dan voor het voerhek.’
Over de kilo’s melk zijn de maten tevreden, maar een verdere stijging achten ze nog wel mogelijk. Net als in het eiwitpercentage. ‘Meestal ligt dat ook wel boven de 3,50%, maar afgelopen zomer lukte het een periode niet goed om dat op niveau te houden’, licht René toe. ‘Het lagere vetpercentage is een gevolg van het verdunningseffect. Daar doe je weinig
aan. Uiteindelijk gaat het ook om de kilo’s vet en eiwit die je aflevert binnen de beschikbare fosfaatplaatsingsruimte’
De melkkoeien blijven het jaarrond binnen. Dit geeft meer rust in de koppel en de pens door minder voederwaardewisselingen. De droge koeien hebben een uitloop naar percelen naast de stal. Ondanks dat de melkkoeien een rijk rantsoen krijgen gevoerd, liggen de voerkosten niet hoger dan € 10,13 per 100 kilo melk.
Valse start
Een totale koppel van 155 koeien maakt dat bij de robots gemiddeld 140 dieren lopen. Die hebben de ruimte in de stal die gebouwd werd voor 200 koeien. De verhuizing vanuit Wapse was noodzakelijk. Gelegen tegen het Drents-Friese Wold kwam de maatschap steeds meer op slot te zitten en drong de provincie aan op verplaatsing. Na de nodige
touwtrekkerij met de overheid werd de locatie nabij Makkinga aangekocht.
‘Hier lag maar 40 hectare grond bij en daarom leek het ons eerst niet geschikt, maar nadat bleek dat er vlakbij 30 hectare grond beschikbaar kwam en wij zo hier 70 hectare grond
in gebruik konden nemen, maakte dat deze plek toch passend’, vertelt René. ‘Daarmee dachten wij ons bedrijf grondgebonden te kunnen ontwikkelen. Een richting die rond 2013 door de brancheorganisaties en politiek werd gepredikt.’
‘WIJ HADDEN
ONZE START HIER
BESLIST ANDERS
VOORGESTELD’
Op 23 juni 2015 kwamen de koeien uit Wapse over naar Makkinga met het doel dat alle boxen binnen enkele jaren bezet waren. De introductie van het fosfaatreductiestelsel op 2 juli 2015 en het fosfaatreductieplan twee jaar later, zorgde echter voor een valse start.
‘We kregen fosfaatrechten toebedeeld voor zo’n 110 koeien, gebaseerd op de huidige productie’, vertelt Arno. ‘Later moesten we opnieuw koeien inleveren door het fosfaatreductieplan. Dat hebben we aangevochten
door een beroep te doen op de knelgevallenregeling. Eerst wonnen we dat, maar nadat de Staat hoger beroep aantekende en won, kregen we alsnog een boete van € 90.000. Alles met elkaar een forse tegenslag. De hoge melkproductie is dus ook mede een resultaat van de noodzaak om goed te presteren. Wij kunnen het ons niet permitteren om rustig aan te
doen. En ja, je kunt wel stellen dat wij ons de start hier wat anders hadden voorgesteld.’
Keuring zonder poespas
Achterin de stal aangekomen wijst René op een iets oudere en zeer melkrijke koe met een sterk uier en krachtig droog beenwerk. ‘Die koe is eerder deze week op de video gezet voor een videokeuring van de Zuidwesthoek. Een regionale keuring waar ik jaren voor in het bestuur heb gezeten en nog altijd een zwak voor heb. Keuringen zonder poespas, maar wel mooi met de dieren bezig zijn. Dit zijn zaken waar wij, naast de goede productieprestaties van de veestapel, gelukkig ook nog de nodige arbeidsvreugde uit kunnen halen.’