Het is op een verkeerde manier stil in de Nederlandse melkveehouderijsector. Sla de vakbladen er op na: de tijd van vlammende vakreportages, ronkende succesverhalen, hoge melkprijzen en florerende zuivelondernemingen is voorbij. Wat is er toch aan de hand, vroegen we onder andere aan de door de wol geverfde financieel adviseur Andries-Jan de Boer van 3D Agro Advies.

Andries-Jan de Boer loopt als financieel adviseur al wat jaartjes mee in de melkveehouderij. Tegenwoordig heeft hij samen met Diana Zoer het financieel-strategisch adviesbureau 3D
Agro Advies. Ook runt hij een eigen melkveebedrijf. Hij constateert dat op best een deel van de melkveebedrijven nog steeds goed wordt verdiend. ‘Dat zijn boeren die goede strategische stappen in het verleden combineren met vakmanschap. De goede bedrijfsresultaten weten zij om te zetten in een buffer of verdere groei, soms met flinke stappen, zoals een buurbedrijf bijkopen of een stal bouwen. Maar gemiddeld valt het tegen, zeker als je het afzet tegen de werkdruk en de inzet van kapitaal. De fosfaatwetgeving en de hoge afroming zijn hier mede debet aan. De groep boeren die weinig tot niets verdient, wordt groter. Dat er zo’n 5 tot 10% in de categorie intensieve begeleiding bij de bank zit, onderstreept de benarde financiële positie.’

Hoe is de stemming onder boeren?

‘Veel boeren zijn zoekende. Wat wil ik, wat moet ik, wat kan ik? Ondertussen wordt er uit klimaat endierwelzijnshoeken van alles over de sector heen gespuwd. In de supermarkten zie je de opkomst van plantaardige voeding. Op de voorpagina van de Leeuwarder Courant staat dat de melk over vijf jaar niet meer uit koeien maar uit roestvrijstalen machines
komt. Dit alles zorgt voor onzekerheid en soms een lam geslagen gevoel.
Maar ook hier geldt: er is een categorie gemotiveerde ondernemers die daar niet zo bang voor is.’

Het lijkt inderdaad of er een deken van gelatenheid over de sector ligt.

‘De stemming is mat. Ik zie gemiddeld een afnemend enthousiasme voor de sector, ook onder jonge boeren. Er zijn best veel melkveehouders die zich ondergewaardeerd voelen. De vraag ‘waar doe ik het voor’ komt steeds vaker naar voren, met name als de verdiensten laag zijn. Er is geen mens die dat eindeloos volhoudt. Dat is jammer, want daarmee gaan ook kennis, vaardigheden en arbeidsmoraal verloren. Aan de andere kant geldt: dat er boeren stoppen, hoort erbij.

Staat de melkveehouderij in Noord-Nederland op dit moment stil?

‘Er wordt nog wel geïnvesteerd, maar minder massaal dan in het verleden. En er wordt op de centen gelet. Grondtransacties zijn vooral een regionale aangelegenheid waarbij prijs
en handelstempo erg afhangen van de honger en koopkracht van naburige bedrijven. Vaak komen we de situatie tegen dat er wel vraag is, maar dat de financierbaarheid lastig is. Oplossingen als erfpacht of particuliere financiering komen dan in beeld.’

Zet schaalvergroting door?

‘Ja. Gemiddeld draaien grotere bedrijven beter. Dat zijn in het algemeen ook de bedrijven met de beste ontwikkelpotentie: in melkproductie, maar desgewenst ook in bedrijfsaanpassingen vanwege kapitaalbeschikbaarheid en risico. De stoppers zijn gemiddeld wat kleiner dus ook om die reden zet getalsmatig de schaalvergroting door. Ik denk echter dat de gemiddelde groei per bedrijf vertraagt. Grote schaalsprongen lijken
voorlopig voorbij. Naast financiële redenen speelt het beleid ook mee.’

IN VIJF JAAR 25% BEDRIJVEN WEG
Nederland telt volgens de jongste CBS-cijfers dit jaar nog 15.261 melkveebedrijven met ruim 1,5 miljoen melk- en kalfkoeien. In 2016 waren er nog 19.910 bedrijven met ruim 1,7 miljoen koeien. In vijf jaar tijd is dus 25% van het aantal melkveebedrijven verdwenen, waarbij de melkproductie overigens wel op peil bleef: rond de 14 miljard kilo. Trek je die lijn door, dan zijn er over tien jaar nog zo’n 7.500 melkveebedrijven. Verder neemt het areaal grond voor melkveehouderij en akkerbouw samen gemiddeld met ruim 7.000
hectare per jaar af, zo blijkt uit CBS-cijfers over de periode 2000-2021.

Wat moet er gebeuren om weer elan in de sector te krijgen?

‘Ten eerste politieke helderheid en gedragenheid. Om te kunnen en willen veranderen, is er een duidelijke politieke visie nodig, doelen waar naar toe gewerkt kan worden, compleet
met beloning, prikkels, kennis en vaardigheden. Dat is er momenteel niet, dus blijven boeren zitten waar ze zitten. In de huidige financiële situatie wil je je euro’s niet verkeerd investeren. Het is belangrijk dat er een motiverend klimaat voor ondernemers komt. De
Tjeerd de Groot-uitstraling met alleen het opgeheven vingertje – jullie doen het fout – zorgt ervoor dat boeren de hakken in het zand zetten.’
’Ook Europees hoop je op een verhaal dat positief stimuleert om te veranderen. De GLB-geld-discussie lijkt wat dat betreft een slechte voorbode. Geld afnemen wat je terug mag krijgen als je een kostprijsverhogend kunstje doet, dat schiet niet op. De sector is tot enorm veel aanpassing en vernieuwing in staat, maar dan moet de toekomstvisie perspectiefvol zijn. De stelling dat we ‘niet de tweede landbouwexporteur
moeten willen zijn’ geeft de eenzijdige beeldvorming door sommige partijen aan. Doorvoer en voedselimport worden dan onterecht buiten beeld gehouden.’

Daarmee is de inkomenspositie nog niet verbeterd.
‘Inderdaad, voldoende inkomen is cruciaal. Dat begint aan de voorkant, bij de markt. Daar waar de klant zit die uiteindelijk de melkprijs maakt. We moeten zorgen dat mensen graag
zuivel uit Nederland kopen. Dat is marketing en inspelen op de vraag naar hoogwaardige en lekkere voeding. Gelukkig trekt de melkprijs aan en zijn de vooruitzichten voor het komende half jaar goed. Die stijging is hard nodig ook, want de verhouding tussen
opbrengstprijs en kostprijs is de laatste jaren gemiddeld niet meer gezond in Nederland. Al blijven opbrengst- en kostprijs onderdelen waar de boer zelf deels ook structurele verbeteringen in kan aanbrengen.

Wat zou elke boer in jouw ogen elk jaar moeten doen?

‘Zichzelf de vraag stellen: wil ik boer blijven in Nederland? Zo ja, ken dan de cijfers achter je bedrijf en bepaal of je krachtig genoeg bent om jezelf toekomst te bieden. Waar zitten de sterke en zwakke punten? Welke investeringen moet je nog doen? Hoe ga je een eventuele bedrijfsovername financieren? Hoe maak je marge om beleidsaanpassingen het hoofd te bieden? Het is een ingewikkelde puzzel in deze tijden maar wel belangrijk om te
maken.’

RABOBANK: ‘NIET STRENGER, MARGES KRAPPER’
Banken, de Rabobank in het bijzonder, kijken steeds kritischer naar boerenleningen. Sterker, het is heel lastig om überhaupt nog zaken gefinancierd te krijgen bij de bank. Op veel melkveebedrijven klinkt dit geluid en zelfs agrarische accountants herkennen dit beeld. Toch herkent Marijn Dekkers, sectormanager melkveehouderij bij de Rabobank, zich niet in het beeld. ‘Mijn observatie is dat de Rabobank de laatste jaren niet strenger is geworden, maar dat de marges duidelijk krapper zijn. Dat leidt ertoe dat we soms nee moeten verkopen.’ Dekkers stelt dat bijvoorbeeld de grondprijzen in Noord-Nederland de laatste jaren flink zijn gestegen. ‘En dan moet je ook nog fosfaatrechten kopen of stalcapaciteit bijbouwen. Daardoor stijgt de kostprijs en dan is het voor de bank niet altijd verstandig om daar groen licht voor te geven.’ Het uitstaande krediet van Nederlandse boeren en tuinders bij Rabobank verminderde sinds 2011 jaarlijks met gemiddeld € 600 miljoen. In tien jaar tijd daalde het uitstaande krediet in de agrarische sector in Nederland van ruim € 30 naar ruim € 24 miljard. Dekkers: ‘Toch financieren we in Nederland nog dagelijks een overname, grondaankoop of bouw van een nieuwe melkveestal. Op bedrijven waar er balans is tussen grond, dieren, stalcapaciteit en arbeid zijn de bedrijfsresultaten doorgaans ook beter. Daar is financiering vaak ook geen probleem.’

Verwacht jij, kijkend naar Nederland als geheel, toenemende concentratie van de landbouw in Noord-Nederland?

‘Ja, omdat Noord-Nederland gemiddeld meer ruimte en perspectief biedt dan andere regio’s. Dat betekent dat landbouw minder gaat plaatsvinden in regio’s met veel nabijheid van natuur. Melkveehouders op veengrond zullen serieus moeten gaan nadenken
over een passende strategie. Ook nabij steden verandert de omgeving voor melkveehouders, bijvoorbeeld via landschapsbeleid en kansen voor lokaal voedsel. In het Noorden zijn nog relatief veel voor gespecialiseerde melkveehouderij perspectiefvolle
gebieden.’

Hoeveel melkveebedrijven zijn er over tien jaar nog in Nederland?

‘Er komen meer afhakers dan de afgelopen jaren het geval was. De professionaliseringsgraad zal toenemen. Het hele proces wordt ingewikkelder. Ik heb er echter vertrouwen in dat dat de toenemende voedselvraag in combinatie met de geschikte grond, natuurlijke omstandigheden en kennisinfrastructuur de sector wél perspectief geeft, zij het in een kleinere totale omvang. Van groot belang is dat de politiek de positieve
potentie van onze landbouw in de toekomst ziet. Milieutechnisch kunnen we heel wat aan. De markt zal ons ook nodig hebben, ook in de veranderende wereld. Ik schat dat er over tien jaar in een middenscenario nog 60% van de ruim 15.000 melkveebedrijven over
is. De melkproductie houden we niet volledig overeind en krimpt met zo’n 10%.’

Andries-Jan de Boer: ‘Ik verwacht een toenemende concentratie van de landbouw in Noord-Nederland, omdat hier meer ruimte en perspectief is dan in andere regio’s.’ Foto: Niels de Vries

 

Dit artikel verscheen eerder in printmagazine Agrarische Schouw dat in heel Noord-Nederland vanaf 23-09-21 werd verspreid.

Vorig artikelEvenwicht
Volgend artikelMogen we nog koeien houden in Nederland? Ja, maar…