De opslag van CO₂ in de bodem wint langzaam maar zeker aan belang en belangstelling. Met de nadruk op langzaam. De vergoeding is nog steeds niet van dien aard dat melkveehouders er echt warm van worden én er blijft een vacuüm wie welke rechten eigent en kan benutten.

Henk Bles

Het is een jaar geleden dat Carbon Coop het levenslicht zag. Een coöperatie die de vermarkting van CO₂-certificaten in boerenhanden wil houden. De coöperatie wierf al vlot een kleine honderd leden en telt nu nog ongeveer hetzelfde aantal. ‘Onze energie hebben we gezet op het versterken van de organisatie én het gevalideerd krijgen van projecten. Dat kost veel tijd en inzet, kan ik vertellen. Daarmee zijn we een flink eind opgeschoten dus binnenkort gaan we weer kijken hoe we meer leden kunnen binden’, vertelt bestuurslid Henk Bles.

Hij laat weten dat Carbon Coop via de stichting Nationale Koolstofmarkt (SNK) inmiddels gevalideerd heeft gekregen om CO₂-certificaten, verkregen via vastlegging van koolstof in graslandbodems, te verhandelen. De validatie van projecten voor de teelt van vezelhennep is bijna rond en er wordt gewerkt aan validatie van een project waarbij akkerbouwers en melkveehouders samenwerken voor de regionale teelt van bijvoorbeeld tarwe als krachtvoervervanger. ‘Dat gaat ook lukken, maar het kost veel tijd en zorgvuldigheid. Daarmee ben je snel een jaar verder.’

Krachten bundelen

Bles geeft toe dat de coöperatie nog steeds een kleine speler op de markt is en daarmee ook niet echt een vuist kan maken of marktmacht ontwikkelen. Om die reden is de samenwerking gezocht met verschillende andere partijen. Wie dat zijn, wil Bles nog niet vertellen. ‘Dat wordt binnenkort bekend. Samen vormen we dan een veel groter consortium met meer certificaten in portefeuille. Dat maakt dat we veel beter kunnen onderhandelen in de markt om de certificaten tot waarde te brengen.’

Hoe werkt CO₂-opslag en het verkrijgen van een certificaat

 

Eén van de manieren om als boer koolstofrechten te vergaren, is vastlegging van CO₂ in de bodem. Een deelnemende melkveehouder doet met minimaal 50% van zijn areaal mee en mag de bodems tien jaar lang niet ploegen. Via een rekenmethode komt naar voren hoeveel koolstof er jaarlijks opgebouwd wordt. Deelnemers krijgen jaarlijks 5% uitgekeerd van hetgeen een certificaat aan waarde heeft. In tien jaar krijgen ze op die manier 50% uitgekeerd. De overige 50% wordt uitgekeerd na het tiende jaar. Dat wordt de opbouw van organische stof ook opnieuw gemeten. Valt de opbouw meer dan 50% lager uit dan het volgens de rekenmethode moet zijn dan krijgt de deelnemer de laatste 50% niet uitgekeerd. Verondersteld wordt dan dat niet goed of eerlijk met de regels is omgegaan.
Dit systeem geldt niet voor melkveehouders op veengronden. Die grondsoort bouwt geen organische stof op; vergelijkbaar met minerale klei- en zandgronden. Certificaten verkrijgen via koolstofvastlegging in grasbodems is echter niet de enige mogelijkheid voor melkveehouders. Een groot deel van de tot nu toe ruim 12.000 uitgegeven certificaten zijn gerelateerd aan waterpeilverhogingen in veenweidegebieden. Ook de reductie van CO₂ via het veevoeradditief Bovaer is inmiddels gevalideerd. Net als de teelt van een aantal vezelgewassen. 

Onderhandelingskracht lijkt inderdaad ook nodig, want echt veel zijn de certificaten nog niet waard. In de markt ligt dat nu rond de € 100 per certificaat. En een certificaat staat gelijk aan 1 ton opslag of reductie aan CO₂. Dat is dus wel degelijk geld, maar het gaat niet om grote bedragen en het is ook niet veel hoger dan een jaar geleden. Natuurlijk kan dat veranderen de komende jaren, maar of en in hoeverre dat echt gebeurt, is koffiedik kijken.

Koolstofpool A-ware

Dat geldt  ook voor het initiatief van Royal A-ware. Die biedt een deel van haar leveranciers de kans bij te verdienen aan koolstofcertificaten. A-ware nodigde een deel van haar melkveehouders op 13 november in Heerenveen uit voor een toelichting op de plannen.

Deelnemers aan de ‘koolstofpool’ committeren zich aan minimaal 50% van hun areaal als blijvend grasland te beheren voor een periode van tien jaar. Na een nulmeting in het eerste jaar, vindt na drie jaar de eerste meting plaats tot een diepte van 60 centimeter. Daaruit moet blijken wat de toename in organische stof (OS) is. Op basis daarvan wordt de toename in koolstof berekend en de eventuele vergoeding die de deelnemer krijgt.  A-ware staat voor de kosten van de metingen en betaalt na drie jaar de dan geldende marktconforme prijs uit.

Een koolstofcertificaat staat dus gelijk aan 1 ton opslag of reductie aan CO₂. De gemiddelde jaarlijkse toename wordt ook op 1 ton ingeschat. Dat zou, op basis van de huidige marktprijs, een vergoeding van € 100 per deelnemende hectare per jaar betekenen. Bij 50 hectare is dat € 5.000 op jaarbasis. Of dat ook uitkomt, blijkt na de eerste drie jaar vastlegging.

AH-boeren nog buiten spel

De melkveehouders die aan A-ware leveren voor de Albert Heijn-melkstroom waren niet welkom op de bijeenkomst en ook niet binnen deze koolstofpool. Volgens A-ware is dat omdat er binnen het ‘Beter voor’ (de AH-melkstroom) al afspraken gelden rondom koolstofvastlegging in graslandbodems. Een grondeigenaar kan niet binnen twee projecten voor koolstofvastlegging meedoen.

A-ware stelt dat alle betrokken AH-melkstroom leveranciers afgelopen voorjaar reeds zijn bijgepraat over waarom ze hun koolstofcertificaten niet los kunnen verkopen. Een deel van hen onderschrijft die lezing. Anderen stellen juist dat zij nog steeds op een duidelijk antwoord wachten en dat zij het ook nog steeds oneens zijn met de opstelling van A-ware en Albert Heijn op dit punt.

‘Wat zuivelondernemingen doen is niet verboden, maar ook niet transparant’

Niet transparant

Ook Henk Bles is in dit stuk van zaken kritisch op A-ware. Volgens hem moeten de boeren uit de AH-melkstroom de kans houden zelf de certificaten te kunnen verkopen. ‘Wij strijden als Carbon Coop voor het boerenbelang en dit druist daar tegenin’, stelt Bles. ‘Dat geldt niet per se voor het nieuwe initiatief van de koolstofpool die A-ware nu gestart is, maar wij zijn daar wel heel kritisch op. Begrijp mij goed, het is het goed recht van de zuivelonderneming om het zo in te richten, maar ze moeten het wel transparant inrichten en echt marktconforme prijzen betalen op basis van het voordeel dat zij ermee behalen.’

Twijfelt Bles daaraan dan? ‘Het probleem is dat er verwarring heerst over hoe je om kunt en mag gaan met de vastgelegde koolstof en bijbehorende certificaten. Zuivelondernemingen, zoals FrieslandCampina en A-ware, menen dat zij per se een overeenkomst met hun leden of leveranciers moeten hebben over de vastlegging van koolstof in de bodem om ook het voordeel dat het oplevert in bijvoorbeeld de kringloopwijzer te mogen benutten. CO₂-opslag zorgt immers voor melk met een lagere CO₂-footprint en dat voordeel willen de zuivelaars graag kunnen benutten in het vermarkten van hun melk. Maar dat voordeel blijft gewoon in stand als de koolstofcertificaten door de melkveehouder zelf, of door een andere partij, worden verhandeld.’

Wytze van der Gaast van de SNK (Stichting Nationale Koolstofmarkt) zegt desgevraagd zowel de redenatie van Bles als de zuivelondernemingen te begrijpen. ‘Eerlijk gezegd is zo nog niet te zeggen wie op dit punt gelijk heeft.’

Bles is ervan overtuigd dat het een ongegronde vrees betreft bij de zuivelbestuurder. ‘Of ze willen het niet begrijpen. Dat laatste weet ik natuurlijk niet zeker, maar het heeft er alle schijn van dat Albert Heijn oplegt aan A-ware om het in eigen hand te houden’, zegt Bles. ‘Dat is natuurlijk niet verboden, maar ook niet transparant. Als bijvoorbeeld Albert Heijn aan A-ware 10 cent extra betaalt per liter omdat die een bepaalde lage CO₂-footprint heeft en A-ware betaalt ‘slechts’ 3 cent door aan de melkveehouder, is die melkveehouder blij. Want 3 cent per kilo meer melkgeld betekent veel geld. Maar feitelijk wordt die melkveehouder dan met een kluitje in het riet gestuurd. Ik zeg niet dat dat gebeurt of gaat gebeuren, maar wel dat het nu niet transparant is.’

A-ware laat in een reactie hierop weten: ‘We hebben de laatste jaren samen met melkveehouders en Albert Heijn met succes gebouwd aan een transparante en duurzame zuivelketen. Voor A-ware is altijd het uitgangspunt dat alle ketenschakels blijvend voordeel moeten hebben: de melkveehouders moeten kunnen blijven boeren en klanten moeten ons blijven kiezen. Mede dankzij die werkwijze gaan melkveehouders en klanten langdurige samenwerkingen met ons aan. Wij zijn transparant.’

Vorig artikel‘Kalveropfok is de spil van ons melkveebedrijf’
Volgend artikel‘De sterke naam van PAS gaan we sowieso behouden’