153 melkveehouders werken binnen het project Koe en Eiwit aan het terugdringen van het ruw eiwitgehalte (RE) in het rantsoen. 155 gram als maximum is de stip op de horizon. Of dat realistisch is, is nog de vraag. De eerste signalen zijn hoopvol.

‘Scherp voeren en goed boeren’. Die leus prijkt pontificaal op de website Koeeneiwit.nl. Begin dit jaar zijn 153 Nederlandse melkveehouders begonnen aan de 4-jarige praktijkpilot Koe en Eiwit. De deelnemers hebben zichzelf ten doel gesteld om het rantsoen van hun veestapel te optimaliseren. Verlaging van het ruw eiwitgehalte tot 155 gram ruw eiwit per kilo drogestof geldt daarbij als stip op de horizon.

Minder eiwit in het rantsoen is een van de managementmaatregelen waarmee melkveehouders de stikstofefficiëntie op hun bedrijf kunnen verbeteren. Koe en Eiwit is een initiatief van de werkgroep ‘Stikstof en Veevoer’ en het landbouwministerie. De werkgroep bestaat uit LTO, NAJK, Biohuis, BoerenNatuur, Netwerk GRONDig, Nevedi, Rabobank en NZO. De praktijkpilot wordt gefinancierd door LNV. Paul Galama is namens Wageningen Livestock Research aangesteld als projectleider.

‘Vorig jaar hebben we kandidaten geworven. Uiteindelijk hadden we zo’n 200 aanmeldingen voor het project. We hebben geloot en zijn met 153 melkveehouders gestart’, vertelt Galama. De melkveehouders zijn gekoppeld aan 45 begeleiders, die fungeren als procesbegeleider en soms als voerspecialist. ‘Het gaat om begeleiders die samen met de eigen voerspecialist van de melkveehouder zorgen dat het doel wordt gehaald. Deze begeleiders zijn werkzaam vanuit onafhankelijke adviesbureaus of de mengvoerindustrie’, legt Galama uit.

Draaien aan knoppen


De praktijkbegeleiders brengen iedere twee maanden een bezoek aan de deelnemende melkveebedrijven. Samen met de vaste voeradviseur van de melkveehouder wordt een plan opgesteld voor het finetunen en monitoren van het rantsoen. ‘We kijken goed naar de totale voergift en de samenstelling van het rantsoen. De deelnemers vullen een tool in, zodat we goed kunnen zien hoeveel er van welk voedermiddel wordt gevoerd’, zegt Galama, die met de deskundigengroep een strakke regie hanteert. ‘Naast de tweemaandelijkse bedrijfsbezoeken zijn er jaarlijks drie groepsbijeenkomsten en organiseren we webinars. We delen cijfers en ervaringen.’

‘Je doet koe een plezier met terugdringen ruw eiwitgehalte’

Het mes snijdt aan twee kanten als het gaat over het terugdringen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen. ‘Het leidt niet alleen tot het terugdringen van emissies, je doet koeien er bovendien een plezier mee. Een teveel aan ruw eiwit kan belastend zijn’, zegt Jan Pool van Speerstra Feed Ingredients. Bij de doelstelling om het ruw eiwitgehalte terug te dringen, kunnen additieven een belangrijke rol spelen om de gezondheid en productie op peil te houden, stelt Pool. Hij noemt als voorbeeld het additief ProtiSpar, een combinatie van etherische oliën die de groei van specifieke eiwit-afbrekende bacteriën in de pens remt. ‘Daardoor wordt een deel van het aanwezige eiwit in de pens bestendiger en is er een hogere microbiële eiwitvorming.’ Een betere eiwitbenutting leidt tot een lager ureumgehalte, vervolgt hij. ‘Op een bedrijf met 100 koeien leidt het verlagen van het ureumgehalte met 1 punt tot 30 kuub minder mest. Wanneer het lukt om 4 punten te zakken dan praat je over 120 kuub, een substantieel deel.’
De dagelijkse aanbevolen hoeveelheid van Protispar is 20 gram per koe per dag. Dat is een lastig bij te mengen hoeveelheid. Het product kan in een mineralenmengsel worden verstrekt. Dan gaat het om 120 gram per koe per dag en kost het 6 cent per koe per dag.


Binnen het project worden in hoofdlijnen zes voersoorten onderscheiden: vers gras, graskuil, maiskuil, overig ruwvoer, natte bijproducten en krachtvoer. Projectleider Galama merkt dat melkveehouders vooral inzetten op het verminderen van eiwit in krachtvoer en eiwit in vers gras en graskuil. ‘Dat zijn de meest gekozen draaiknoppen.’

Binnen het project wordt gekeken naar het totale graslandmanagement en wordt ingezoomd op onderdelen. ‘Hoe weid je, hoe bemest je, wanneer oogst je, hoe benut je herfstgras en hoe krijg je het gewenste eiwitniveau in de kuil? Welke gevolgen heeft het afbouwen van de derogatie voor je graslandmanagement?’

Uitdaging grootst op veengrond


Voor melkveehouders op veengrond ligt de zwaarste uitdaging. Melkveehouders op zandgrond lukt het gemiddeld genomen eenvoudiger het ruw eiwitgehalte te verminderen, zo blijkt uit de eerste resultaten. Parallel aan de doelstelling om het ruw eiwit in het rantsoen te verminderen, streven de melkveehouders ernaar om de productie en diergezondheid op peil te houden. ‘Diergezondheid speelt een belangrijke rol binnen het project. Bij twintig deelnemende bedrijven wordt de diergezondheid intensief gemonitord door dierenartsen’, vertelt Galama.

Te vroeg voor conclusies


Galama vindt het na driekwartjaar nog te vroeg om in te gaan op de gevolgen van het verminderen van het ruw eiwitgehalte voor productie en diergezondheid. ‘Terug naar 155 gram ruw eiwit moet haalbaar zijn om op niveau te blijven. Onder de 15% eiwit wordt het kritisch. Ga je richting 14% dan komt de productie in het geding’, zegt Galama, op basis van een presentatie van een collega tijdens een webinar. Binnen het project Koe en Eiwit wordt ook met leveranciers van additieven en bijproducten gekeken naar de impact van een lager eiwitniveau.

‘Onder de 15% RE wordt het kritisch’

‘Wat betekent dat voor de koe en ontstaat er niet een tekort aan aminozuren? We kijken ook naar de gevolgen voor kalveren. Wat doet een lager ruw eiwitgehalte met de biestkwaliteit?’
Galama is benieuwd hoe de deelnemende bedrijven scoren in de Kringloopwijzer. Met 10 tot 15% minder ruw eiwit in het rantsoen kun je de emissie van ammoniak met 10 tot 15% reduceren, zo stelt hij. ‘Het is interessant om te kijken wat we met management kunnen doen om de emissies te verminderen.’

‘Met dag en nacht weiden heb je te weinig sturing’

Melkveehouders Henk en Jannie van der Veen nemen deel aan het project Koe en Eiwit. ‘Het is een interessant project, waarbij je ook boeren uit andere provincies spreekt’, zo vertelt Van der Veen, die is ingedeeld in de groep zand/gemiddeld. ‘Melkveehouders uit onze groep lukt het verhoudingsgewijs goed om de doelstelling te behalen’, zo merkt Van der Veen, die nu zelf op 15,5% ruw eiwit zit. ‘We moeten niet onder 15% komen. Anders gaat het ten koste van de productie en de gezondheid van de koeien.’
Henk en Jannie van der Veen houden in het Friese Surhuizum 100 melk- en kalfkoeien en bijbehorend jongvee op 59 hectare. Van der Veen voert een relatief eenvoudig rantsoen met kuilgras, aardappelvezels en een mengsel van gerst en raap, aangevuld met ProtiSpar. ‘Ik typeer ons als een lage-kostenbedrijf’, zegt Van der Veen. Het ureumgehalte in de melk is 15 op het bedrijf. Dat wijst op een efficiënte eiwit- en stikstofbenutting. De melkveehouder weidt de koeien overdag en voert ’s avonds het eiwitarme rantsoen bij. ‘Met dag en nacht weidegang heb je te weinig sturing’, aldus Van der Veen. Met zijn deelname aan het project wil de melkveehouder aantonen dat de ammoniakemissie met managementmaatregelen met 30 tot 40% terug te dringen is. ‘Dat is zeker onze drijfveer. We zetten in op weidegang, het aanlengen van mest met water en eiwitarmer voeren. Daarbij houdt een mestrobot onze vloer goed schoon. In mijn ogen scheelt dat meer dan het type vloer wat je hebt.’

Vorig artikelFamilie Noordman zet Roemeens avontuur voort
Volgend artikelFamilie Jongsma koerst op 6 miljoen kilo melk