Bert Groen vertrok in 1995 naar Noord-Denemarken om een eigen melkveebedrijf op te starten. Inmiddels melkt hij een hoogproductieve 150-koppige veestapel in Nørager. ‘In Denemarken kampen we ook met toenemende regelgeving. De naderende CO₂-taks hangt ons als een molensteen om de nek. Het grote voordeel hier is echter meer ruimte én een overheid die nieuwe regelgeving vroegtijdig aankondigt.’
In 1995 hadden Bert Groen en zijn vrouw Aafje 150.000 gulden aan eigen vermogen bij elkaar gespaard. Toch verkoos het jonge stel een eigen bedrijf te zoeken en niet in maatschap verder te boeren met broer Jan op Kampereiland. ‘Canada was te duur en Nieuw-Zeeland vond mijn vrouw te ver weg’, vertelt Groen. ‘Oost-Duitsland bood kansen, maar dat sprak mij niet aan. Het werd Denemarken omdat we 487.000 Deense kronen als starterslening van de overheid konden krijgen voor 10 jaar. De eerste 5 jaar 0% rente en daarna 7% rente. Daarnaast leenden we geld van de bank en kochten dit bedrijf met 58 koeien op een Hollandse stal met 36 hectare grond.’
‘Ik probeer nieuwe eisen te implementeren, het bedrijf moet up to date blijven’
Veel Nederlandse emigranten belandden in die periode op Jutland, maar Groen trok verder naar de noordelijke regio Himmerland. ‘Een makelaar toonde ons bij onze zoektocht eens een bedrijf nabij Ribe op Jutland. Hij vertelde erbij dat het gezellig werd, want er boerden aan diezelfde weg nog twaalf Nederlanders. Mijn vrouw zei toen direct: hier blijven we geen minuut langer. Natuurlijk niet omdat wij iets tegen andere Nederlanders hebben, maar je moet integreren en niet de competitie om grond meteen weer opzoeken. Bovendien was de structuur van de melkveehouderij in deze regio toen al beter ontwikkeld, de grond net zo goed en de grondprijzen duidelijk lager.’
Zand in boxen loont
Inmiddels runt Bert Groen een bedrijf met 150 koeien die met een gemiddelde productie van ruim 12.000 kilo op jaarbasis 1,7 miljoen kilo afleveren aan de fabriek. De gehalten liggen op 4,63% vet en 3,56% eiwit. Dat alles is duidelijk bovengemiddeld voor Deense begrippen. Vanzelf komt dat natuurlijk niet. In 2000 bouwden Bert en Aafje een ligboxstal om die in 2013 te verbouwen en uit te breiden. ‘We hebben toen diepstrooiselboxen gecreëerd met zand erin. De beste keuze ooit. Klauw- en beenproblemen komen bijna niet meer voor en het celgetal is eigenlijk altijd laag. Die verandering heeft echt voor een groot verschil gezorgd.’
Het kan goed zijn dat de komende jaren de stal nogmaals een grote metamorfose moet doorgaan. In 2012 kondigde de Deense overheid al vergaande aanscherpingen op duurzaamheid aan voor melkveestallen. Een aantal zaken moet in 2027 klaar zijn, het meeste in 2034. Het gaat dan onder andere om boxbreedtes van 1,30 meter, overal 4 tot 5 meter minimaal aan breedte op de looppaden, veel meer ruimte rond de waterbakken, een grote afkalfbox per elke 25 koeien en een ziekenbox per 100 koeien.
‘Voor Nederlanders die nu naar Denemarken komen om iets te kopen, is dat een serieus issue. Kun je een bestaande stal daaraan aanpassen, of is een nieuwe stal met de nieuwe eisen erin verwerkt onontkoombaar. Dat kan veel uitmaken voor het financiële plaatje’, zegt Bert Groen. Zelf verwacht hij in de bestaande gebouwen op zijn bedrijf ver te kunnen komen met implementatie van de nieuwe regels. Of hij dat zelf nog als boer gaat beleven, verwacht hij niet. ‘Wij hebben drie dochters en zoals het nu lijkt nemen die het bedrijf niet over. Dat laat onverlet dat ik het bedrijf steeds probeer up-to-date te houden. Ook als ik over acht tot tien jaar stop, moet het bedrijf eventueel verkoopbaar zijn. Veel melkveehouders hoor ik hier zeggen: ‘Och, 2034 is nog zo ver weg’. Maar volgens mij is dat de verkeerde houding. Je moet daar nu al over nadenken en waar nodig op inspelen. En dat kan dus ook, omdat we de tijd krijgen van de overheid. Deze nieuwe regels gaan ver, maar het is niet zoals in Nederland, dat ze uit de lucht komen vallen. Denk aan de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Daar hebben wij hier gelukkig geen last van.’
Waar Groen zich meer zorgen over maakt, is de naderende CO₂-taks die de Deense regering mogelijk ook voor de landbouw wil invoeren. Gesproken wordt over prijzen van €100 per ton CO₂. Dat zou betekenen dat melkveehouders als Groen jaarlijks honderdduizenden euro’s moeten afdragen. ‘Het is te hopen dat de soep niet zo heet gegeten wordt als ze wordt opgediend. Later dit jaar weten we meer, maar dit hele verhaal rond een heffing op CO₂ hangt ons wel als een molensteen om de nek.’
Premies op melkprijs
De melk van Groen gaat sinds 2014 naar Mammen Cheese. Een kleine kaasfabriek in Noord-Denemarken. ‘Daarvoor leverden we aan Arla, maar ik vond dat we daar louter als een nummer behandeld werden. Mammen presteert goed, al hebben we erg veel last gehad van het wegvallen van Jemen als markt door de burgeroorlog daar. Dat leverde een deuk op in de melkprijs, maar inmiddels zitten we weer op het niveau dat Arla ook uitbetaalt.’
Groen wordt verplicht door zijn zuivelonderneming GMO-vrij te voeren. Daarvoor ontvangt hij wel een plus van 2 cent per kilo melk. ‘Daarnaast ontvang ik ruim 1 cent extra premie voor het vergroten van de opening van de tank zodat de melk sneller kan worden gelost en een tweede buffertank om de tankrijders meer flexibiliteit in ophaalmoment te bieden. Dat zijn eenvoudige investeringen voor ons en daarmee interessant om jaarlijks een leuk plusje mee te pakken. Makkelijk geld moet je niet laten liggen.’
Bij het bedrijf hoort 110 hectare grond. 105 in eigendom en 5 hectare pacht. ‘Een aantal jaren geleden konden wij als melkveehouders in de buurt gezamenlijk 400 hectare aan de overheid goed verkopen die dat inricht als nieuwe natte natuur. Vlakbij kregen we beter grond daarvoor terug. Kijk ik naar de huidige ontwikkelingen in Nederland dan moet ik wellicht vrezen dat de overheid ons hier in de toekomst ook gaat dwarszitten, nu we natuur zo dichtbij hebben liggen. Maar daar denk ik maar niet te veel aan.’
De 110 hectare is onderverdeeld in 41 hectare snijmais, 10 hectare zomergerst dat voor de bierproductie weggaat en bijna 60 hectare gras/klaver. ‘Mais verbouwen lukt hier prima, maar je bent wel verplicht ultravroege rassen te kiezen. Gemiddeld halen we dan 40 ton product goede kwaliteit van het land. Gras/klaver maaien we vier snedes van. Op die manier winnen we voldoende ruwvoer.’
In de stal krijgen de koeien, die jaarrond binnen blijven, een rantsoen van gras/klaver met mais aangevuld met 2,7 kilo CCM, maximaal 10 kilo krachtvoer aangevuld bij de nieuwmelkte koeien met 2,5 kilo eiwitbrok. ‘Krachtvoer koop ik altijd uit Nederland. De kwaliteit is aantoonbaar beter en zeker stabieler dan Deens krachtvoer. En opmerkelijk genoeg ook goedkoper. Hoe dat kan? Ik begrijp het ook niet, maar ik ben bang dat de Denen gewoon veel te duur produceren.’
Derogatie bant vlinderbloemigen
Denemarken heeft een derogatie van 2,3 GVE per hectare. Voor Groen betekent dat onder andere dat hij geen vlinderbloemigen, los van gras/klaver, mag opnemen in het areaal. En dat hij 1.800 kuub mest op jaarbasis moet afvoeren. ‘Daarvoor dragen wij de kosten voor het transport en de loonwerker die het bij akkerbouwers in de buurt op het land brengt. Natuurlijk is dat niet gratis, maar het kan prima uit.’
Groen besteedt sowieso zo’n beetje al het landwerk uit aan de loonwerker. Op jaarbasis kost hem dat circa € 100.000. ‘Veel geld, maar het is een bewuste keuze. Ik vind al het werk boeiend, maar tijd en werknemers zijn te schaars om alles te kunnen oppakken. Wij focussen ons op het werk bij de koeien in de stal.’
Fokkerijfreak
Dat werk in de stal zet Groen rond met hulp van twee melksters die de meeste avondmelkingen voor hun rekening nemen. En van het voorjaar tot de zomer is er eigenlijk altijd wel een stagiair uit Nederland die ervaring op wil doen en meehelpt.
‘Krachtvoer uit Nederland is beter en goedkoper’
‘Meer koeien houden is voor ons geen doel. Wellicht dat we de dieren de komende jaren wel gaan weiden, ik acht het reëel dat dat over enkele jaren verplicht wordt gesteld. En ik haal veel voldoening uit het fokken van mooie koeien. Die passie heb ik altijd al gehad en zal nooit weer weggaan. Niet dat je er hier in Denemarken iets mee kunt verdienen. Op het eenvoudig en goed kunnen verkopen van levend fokvee na. Maar dat geeft niet. De fokkerij geeft een fijne extra dynamiek aan het vak van melkveehouder. Dat vond ik in Nederland al en zo ervaar ik het hier in Denemarken net zo.’
‘Kun je zonder bank, werk dan zonder bank’
Elk jaar duiken er weer verhalen op van melkveehouders in Denemarken die, ogenschijnlijk van de ene op de andere dag, failliet worden verklaard door hun bank. Het lijkt een schimmig spel dat lastig te doorgronden is. Bert Groen kent de Deense markt en het financieringssysteem inmiddels door en door. Hij licht toe waar het volgens hem aan schort: ‘Tot en met 2007 liepen de grondprijzen in Denemarken in rap tempo op. Nu betaal je hier voor grond € 27.000, maar toen wel € 45.000. In 2008 klapten de grondprijzen in één keer 50% naar beneden. Veel boeren zagen al hun eigen geld in het bedrijf wegvallen. We zijn nu veertien jaar verder, maar daarna kwam ook hier het drama met de SWAP-financieringen. Dat heeft ons ook zo’n € 70.000 gekost, maar ik ken meerdere collega’s waar het om honderdduizenden euro’s ging. In Denemarken is daar nooit, zoals in Nederland, enige compensatie voor uitgekeerd. De combinatie van deze zaken maken dat relatief veel Deense melkveehouders in bijzonder beheer beland zijn. Daar kom je bijna niet meer uit. Temeer omdat de Deense banken vaak slechte adviezen geven die je dan vaak verplicht bent op te volgen. Bijvoorbeeld dat je veel meer gerst moet zaaien omdat het jaar ervoor de prijzen voor dat gewas goed waren. Als veel meer boeren dat doen, klapt de prijs natuurlijk weer in. Ook proberen veel Deense banken jou als ondernemer vaak zo weinig mogelijk pensioengeld te laten sparen. Terwijl de hoogste belastingschijf hier 65% is en pensioensparen in goede jaren dus vaak een goede keuze is. Echter, alleen datgene wat je voor je pensioen spaart, kan een bank bij een eventueel faillissement niet aankomen. Dat is wettelijk zo bepaald.’
Waar in Nederland melkveebedrijven vaak gefinancierd zijn met familie- en bankleningen, lenen Deense boeren vaak van een kredietvereniging, eigendom van een soort Deense LTO, en een klein percentage van de bank. ‘De bank leent echter onder een hoogrisicoprofiel geld en kan zomaar stellen dat een bedrijf niet goed genoeg presteert. Soms is dat ook echt zo, gezien de cijfers, maar meer dan eens is dat niet het geval. Het kan zijn dat de bankmedewerker het niet in jou ziet zitten of ze hebben liever dat de buurman of een ander het overneemt. Bij faillietverklaring kan de bank zaken afschrijven, dat is hun voordeel. Vandaar dat dit trucje helaas meer dan eens wordt uitgehaald’, stelt Groen. ‘Hoe het kan dat de Deense banken dit mogen doen? Vertel jij het mij maar, ik begrijp dat ook niet, maar het gebeurt wel echt. Tegen Nederlanders die naar Denemarken willen emigreren zeg ik daarom de laatste jaren ook altijd: probeer vreemd vermogen op een andere manier te verkrijgen dan via een bank. Als je om de Deense banken heen kunt, moet je het altijd doen.’
Dit artikel verscheen in magazine Agrarische Schouw dat vanaf 16 september 2022 in Noord-Nederland is verspreid.