Pete Overdevest emigreerde ruim 30 jaar geleden met zijn ouders naar het Canadese Ontario. Na een start met 60 koeien telt het bedrijf nu 280 stuks melkvee die door zes robots worden gemolken. Hij roemt het Canadese quotumsysteem en pleit voor het behoud.
‘Soms hoor ik Canadezen zeggen dat ze hier vrezen voor vergelijkbare druk vanuit de maatschappij richting de landbouw als in Nederland. Maar ik denk dat je alleen echt begrijpt dat dat in Ontario eigenlijk niet kan gebeuren als je in Nederland hebt gewoond. Kijk, ook hier bemoeien steeds meer mensen zich met de landbouw, maar er is volgens mij een ongelofelijk groot en belangrijk verschil: Ontario is ongeveer dertig keer groter in oppervlakte dan Nederland en telt met circa 300.000 melkkoeien vier keer minder koeien. Wie dat op zich in laat werken, begrijpt waarom de maatschappelijke druk hier niet te vergelijken is met die in mijn geboorteland.’
Aan het woord is Pete Overdevest. In 1992 kwam hij met zijn familie naar Ontario. Daarvoor werd er geboerd in Zuid-Holland, Gelderland en Friesland. ‘We hadden letterlijk te weinig ruimte om goed genoeg vooruit te komen’, vertelt de melkveehouder over die periode.

Ze staken de oceaan over en begonnen op een bedrijf met grupstal die ruimte bood voor maximaal 60 koeien. Stap voor stap werd het bedrijf uitgebreid. In 2012 werd een nieuwe ligboxstal in gebruik genomen, alsmede de eerste melkrobots. Inmiddels telt het bedrijf 280 melkkoeien en een kleine 250 stuks jongvee. In maart dit jaar werden 5 A4-types ingeruild voor 6 nieuwe A5-Lely melkrobots. Daarbij heeft Overdevest drie fulltime en 2 parttime medewerkers in dienst en wordt bijna alle landwerk, op de 280 hectare grond die in gebruik is, in eigen beheer uitgevoerd. ‘Alleen het combinen van korrelmais doen we niet zelf, alle andere werkzaamheden wel’, licht hij toe.

Het hoofdgewas is snijmais, maar ook luzerne is een belangrijk gewas op het bedrijf in Bright Ontario, een uur gelegen van Toronto. ‘Gras verbouwen we hier eigenlijk niet omdat de temperaturen daarvoor in de zomer te hoog zijn. Luzerne kan daar beter tegen en is ook een goede eiwitbron die prima combineert met snij- en korrelmais’, vertelt Overdevest. ‘Luzerne oogsten we drie of vier keer per jaar. Dat hangt af van de weersontwikkelingen. De vuistregel is dat er ieder jaar 2 meter luzerne groeit en de vraag is of je het in drie of vier snedes kunt inkuilen. De 1e snede ligt vaak rond 1 juni en in een goed groeizaam jaar oogst je dan 4 maanden op een rij. Wij zorgen er daarbij voor dat we niet na 15 september oogsten, om de wortels van de luzerneplant voldoende rust te geven richting de winter.’
Om de drie jaar krijgt een perceel luzerne rust door te wisselen met tarwe. Snijmais levert gemiddeld 55 ton aan opbrengst op en korrelmais 6 ton per hectare. Het rantsoen voor de melkkoeien bestaat derhalve uit de hoofdbestanddelen snijmais en luzerne, aangevuld met korrelmais, tarwe, soja, katoenzaad en mineralen. Daarmee wordt een productie behaald van 37 tot 38 kilo melk per koe per dag met 4,30% vet en 3,30% eiwit. ‘Ik zie die melkproductie nog wel iets stijgen want het aantal melkingen steeg met de introductie van de nieuwe melkrobots, waarbij er dus ook één extra bijkwam, van 2,9 naar 3,3 per dag. Dat betaalt zich vast en zeker terug.’
‘Systeem werkt en loont’
Dagelijks levert Overdevest inmiddels tegen de 10.000 kilo melk af. Een enorme verhoging ten opzichte van de 165.000 kilo quotum die de familie eind jaren ’80 jaarlijks molk net voor het vertrek uit Nederland. ‘Ik heb in de eerste jaren hier vaak gezegd dat ik dat quotum minimaal wilde vertienvoudigen. Dat is dus ruimschoots gelukt. Echter wel altijd in balans met de grond en stapsgewijs. Dat werkt volgens mij voor het bedrijf én de ondernemer het beste.’
‘Schaalvergroting is hier niet per se nodig om een inkomen te halen’
Die stapsgewijze groei wordt mede ingegeven door het Supply Management-systeem dat Canada al bijna 60 jaar hanteert. Hoewel het volgens veel Canadezen officieel zo niet genoemd mag worden, is het een soort quotumsysteem waarbij de vraag en het aanbod op de binnenlandse markt naar zuivel zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. ‘Soms wordt het een systeem genoemd voor luie boeren, maar daar ben ik het niet mee eens’, zegt Overdevest. ‘Dit systeem maakt dat schaalvergroting niet per se nodig is om een inkomen te halen. Waar dat overal op de wereld eigenlijk wel het geval is en het aantal melkveehouders in rap tempo afneemt. Met alle gevolgen voor de structuur binnen de sector van dien. Als je totale systeem op export gericht is, zoals in Nederland, werkt zo’n beschermend systeem waarschijnlijk niet. Maar hier maakt het dat ook mijn buurman met 60 koeien nog een prima inkomen kan behalen. Kijk je naar de VS dan is het antwoord bij een lage of een hoge melkprijs beide keren: meer melk produceren. Hier hoeft dat niet en volgens mij is dat gezonder. In mijn ogen heeft een overheid de verantwoordelijkheid om z’n economie zo in te richten en te beschermen dat het het beste rendeert voor de maatschappij en haar burgers. Dat is waar dit systeem aan voldoet.’
Groei kan echter natuurlijk een ambitie zijn en lonen. Daarvoor moet dan quotum bijgekocht worden in kilo’s botervet. Omgerekend betekent dat tegenwoordig een investering van zo’n € 20.000 per koe. ‘Veel geld, maar denk maar eens terug wat Nederlanders eerder voor melkquotum betaalden.’

Het systeem resulteert ook in een vrij stabiele en goede melkprijs van momenteel zo’n € 0,60 per honderd kilo melk. Die jarenlange goede melkprijs, en in dit deel van Canada daarbij de toch wel toenemende druk van uitdijende steden en landhonger van meer kanten, dreven de grondprijzen inmiddels wel op tot € 60.000 gemiddeld in Zuid-Ontario. ‘De grond houdt z’n waarde waarschijnlijk wel, alleen zit de uitdaging erin dat grond hier eigenlijk nooit in losse kleine percelen wordt verkocht. Je moet in één keer een hele boerderij overnemen. Dat moet je willen en de bank moet het zien zitten.’
Toegerekende kosten beheersen
Klagen over de kansen voor melkveehouders en z’n eigen bedrijf doet en wil Overdevest sowieso niet. Wel moet je volgens hem ook in Ontario zelf het verschil maken als ondernemer om een inkomen te behalen en continuïteit te waarborgen. ‘Onze stelregel is altijd geweest dat de toegerekende kosten maximaal 45 tot 50% van de omzet mochten bedragen. Van de overige 50% moet dan de bank betaald worden en een eigen inkomen uitgehaald worden. Door de toenemende kostenstijginen de laatste jaren lukt het mij steeds minder goed om bij die 45% te blijven en toppen we soms de 50%. Daarom is het nog belangrijker om goede overeenkomsten met de banken te sluiten. Leningen lopen hier vaak 20 tot 25 jaar, maar renteovereenkomsten veel korter. Het laatste rentecontract dat ik sloot is voor drie jaar en bedraagt 4,3% rente. Een paar jaar geleden lukte dat voor 1,6% maar een paar jaar daarvoor werkte ik met contracten van 5,9%. Iedereen kan uitrekenen dat bij een omvang van ons bedrijf dit soort verschillen in rentepercentages maakt of je matig of goed verdiend.’


Om die toegerekende kosten in de hand te houden, trachten Overdevest en zijn medewerkers protoculair te werken. ‘We houden de bedrijfsvoering het liefst simpel, maar werken bewust gestructureerd.’ De jongste kalveren krijgen volle koemelk en worden tegenwoordig bijna allemaal hoornloos geboren. ‘Ik geloof dat we die kant opgaan qua dierwelzijneisen en kan daar wel in meegaan. Daarom sorteren we sinds enkele jaren daar in de stierkeuze op voor’, licht de melkveehouder toe. De kleine helft van de koeien en vaarzen wordt met gesekst sperma geïnsemineerd waarna de rest onder een Angus-stier komt. ‘Dergelijke kruislingkalveren gaan momenteel binnen een week van het bedrijf voor zo’n € 650. Dat kan dus snel uit.’
‘De toegerekende kosten mogen maximaal 50% van de omzet bedragen’
Hoewel de winters in Canada Nederlanders vaak angst inboezemen, stelt Overdevest dat dat jaargetijde juist prima te handelen is. ‘De stallen zijn goed geïsoleerd en de waterhuishouding beschermd. Zelfs bij -30 graden Celsius buiten houden we de stal wel vorstvrij. Ook machines kun je binnenzetten en daarmee prima werkende houden. De zomers daarentegen zijn soms erg heet en daarmee uitdagender voor de koeien en de gewassen.’

Terra Nova
Wanneer er uitbreiding komt in areaal en het aantal koeien bij Overdevest is niet duidelijk, maar de ondernemer geeft toe er regelmatig over na te denken. ‘Het idee is om een moderne nieuwe stal naast de bestaande te plaatsen, waarmee we de totale looplijnen nog beter kunnen finetunen. De droge koeien wil ik dan allemaal in één stal op stro houden. Dat creëert rust en een voordeel voor de dieren in die kritische periode.’
Terwijl de ondernemer gepassioneerd vertelt over deze plannen, zijn bedrijfsvoering en zijn visie op de melkveehouderij wereldwijd, wijst hij naar het naambord boven de melkveestal waar ‘Terra Nova’ op staat. ‘Het betekent ‘Nieuwe Grond’ en hoewel onze familie deze bedrijfsnaam in Nederland al benutte, was het voor ons ook nieuwe grond toen we hier ruim dertig jaar geleden gestart zijn. En dat bleek een hele goede stap. Ik volg de melkveehouderij in Nederland nog wel en wat ik zie en lees stemt mij vaak niet happy. Wie ooit bedacht heeft dat het een goed idee was om in Noord-Brabant veel meer varkens te gaan houden om vervolgens die mest allemaal lekker naar Groningen te rijden, moet inmiddels toch ook wel eens denken dat dat waarschijnlijk een forse inschattingsfout is geweest. Als ik over de impact en gevolgen daarvan lees en hoor, prijs ik mij gelukkig hier te boeren en noem ik onze emigratie het beste wat mij in mijn leven is overkomen.’
‘Effect handelsoorlog inschatten is vooral speculeren’
Peter Overdevest heeft een zit in het bestuur van de DFO (Dairy Farmers of Ontario). Via deze organisatie wordt alle melk ingekocht en weer verkocht aan alle actieve zuivelondernemingen. Elke melkveehouder is daarom verplicht lid, mede omdat hij of zij anders geen quotum kan verkrijgen en verhandelen. De DFO lobbyt daarnaast actief voor een sterke positie en positief imago voor de melkveehouders, onder andere door programma’s op scholen op te zetten en met promotiecampagnes in lokale en landelijke media. Het punt wat de DFO, net als zo’n beetje alle Canadezen, de laatste maanden het meeste bezighoudt, is het handelsconflict met buurland VS. Onder andere doordat Trump zich zeer kritisch uit heeft gelaten over het Supply Management-systeem binnen de Canadese zuivelsector.
‘Eerlijk gezegd is alles wat we nu zeggen over de impact daarvan, bijvoorbeeld aangaande de importtarieven, gebaseerd op speculatie. Ik ga daar zelf liever niet in mee’, zegt Overdevest. Hij weet echter maar al te goed dat Trumps uitlatingen en invoering van importtarieven momenteel het gesprek van de dag zijn onder zijn collega’s in Canada. ‘Ik begrijp de angst zeker. En dan natuurlijk vooral omtrent het voortbestaan van ons Supply Management-systeem. De VS heeft 360 miljoen inwoners en wij in Canada 40 miljoen. Qua productie van het aantal kilo’s melk is het verschil nog groter. Als zij 10% meer melk produceren, zouden ze onze markt potentieel volledig kunnen overspoelen. Het verlies van ons Supply Management-systeem is daarom potentieel catastrofaal voor onze sector, want exporteren is voor ons volkomen uitgesloten. Onze productiekosten zijn veel te hoog om concurrerend te zijn en de meeste export zou op de VS gericht moeten zijn, maar als zij daar meer produceren, hebben ze natuurlijk geen interesse in dure melk uit Canada. Als Canadese melkveehouders zijn we gelukkig aantoonbaar belangrijk voor de lokale economie, zeker in Ontario. Die lobby voeren wij hier wel, maar Trump is onvoorspelbaar. Bij nieuwe onderhandelingen is het logisch dat melkveehouders niet gerustgesteld zijn dat dat hij ons systeem niet omver wil werpen.’