Het dubbeltje korting op groeimelk zorgt voor veel kritiek aan het adres van FrieslandCampina. ‘Onze zuivelfabriek zet de sector op slot’, klinkt het verontwaardigd. Toch is nuance op z’n plaats. De meeste bedrijven kunnen gewoon doorgroeien.

Bekende boerenfamilies in Noord-Nederland, die decennia lang mee hielpen de coöperatie op te bouwen, staan op punt van vertrek bij FrieslandCampina. Ze willen naar particuliere zuivelverwerker A-ware, die de wind behoorlijk in de zeilen heeft. De pijn van afscheid nemen van de coöperatie is groot. Maar de opvolgers, net als hun ondernemers met een gezonde portie dynamiek in het lijf, nemen het roer over. Deze jonge boeren willen geen zuivelfabriek die voor hun aan het stuur gaat zitten.

‘Sodemieter op en kom niet aan mijn ondernemersvrijheid.’ Dat is het sentiment dat er op dit moment leeft op veel melkveebedrijven nadat FrieslandCampina bekend maakte met een structurele melkaanvoerregeling de groei aan banden te leggen. Liever een wat lagere melkprijs en volledig zelf aan de knoppen kunnen blijven draaien dan een coöperatie die je voor een iets hogere melkprijs aan de leiband legt.

Nieuwe onzekerheid

De kritiek is niet van de lucht. De radicale koerswijziging van ‘laat alle melk maar komen’ naar ‘we hoeven al die melk niet meer’ zorgt voor onbegrip. Een deel van de boeren ziet het plan als een uitholling van de in de coöperatie zo heilige afnameplicht. Ook missen boeren de financiële onderbouwing: waarop baseert de leiding dat het met dit plan snel weer beter gaat? En een aloude discussie laait op: staat de onderneming in dienst van de boeren of is het andersom? Dat ze opnieuw worden geconfronteerd met jarenlange onzekerheid over groeiruimte, vinden de ciriticaster het ergste, want waar moet je op begroten? Vooral het moment dat de buurman te koop komt is een lastige in de nieuwe plannen. Dit omdat FrieslandCampina zijn referentie wil herverdelen onder alle boeren. Dan zal de bank gaan rekenen en financieren met een melkprijs van 25 cent per kilo melk. En rijst de vraag of de buurman überhaupt nog over te nemen is.

Melkveehouders die om de huidige plannen weg willen bij FrieslandCampina, moeten voor die beslissing een paar zaken in ogenschouw moeten nemen. Niks doen is voor FrieslandCampina geen optie: er moet iets gebeuren om de winst door de sterk gegroeide melkplas niet verder te laten verwateren. De melkaanvoer is zo groot dat alle capaciteit op volle toeren moet draaien om de melk te verwerken. Het is melk krijgen, garantieprijs betalen en dan maar afzet zoeken. Bij A-ware is het omgekeerd: die kan zelf bepalen hoeveel melk ze wil en hoeveel ze de boeren betaalt. Een totaal andere uitgangspositie.

Nog 3 miljard kilo melk erbij niet onmogelijk

Vorig jaar kwam bij FrieslandCampina het besef dat de onderneming bij ongewijzigd beleid langzaam maar zeker zou afglijden naar de grauwe middenmoot. In Europa wordt amper geld verdiend en op de groeimarkten in China en Afrika is de concurrentie moordend geworden. Daar moet sneller geschakeld worden. Daarom presenteerde FrieslandCampina medio 2017 de nieuwe coöperatieve visie Melk met Meerwaarde. Alle plannen van nu vloeien daar uit voort. Kort na de visie volgde een grote schoonmaakronde: in divisiestructuren, managers en directeuren.

Ondertussen bleef de melk maar komen. Niemand weet precies hoeveel melkruimte er binnen de fosfaatwetgeving nog is, er circuleren diverse studies. Maar bij FrieslandCampina sluiten ze niet uit dat er 2, misschien zelfs nog 3 miljard kilo melk bij kan worden gemolken. Er komen steeds meer bedrijven die het jongvee inruilen voor melkkoeien en de opfok volledig naar het buitenland verplaatsen. Die extra melk komt op de 20 procent die er nu al te veel is. Om dit te remmen en er niet meer geld op te verliezen wordt gekozen voor het dubbeltje minder.

Miljard kilo in topmelk

Het huis op orde en de melkaanvoer beter gereguleerd zijn de eerste twee pijlers onder de nieuwe koers. De derde pijler is een versnelde inzet op duurzaamheid. De introductie van een melkstroom met extra aandacht voor dier, natuur en klimaat, moet minstens 3 cent per kilo meer opleveren. FrieslandCampina denkt dat minimaal 10 procent van de melk onder deze zogeheten topmelklijn kan vallen. Dat is op basis van de huidige melkplas van 10,7 miljard kilo melk ruim een miljard kilo melk. Volgens ingewijden is die afzet voor deze miljard kilo melk al in kannen en kruiken en zit er nog meer in het vat dan 3 cent.

Bestuur en directie van FrieslandCampina zijn vol vertrouwen dat met de nieuwe koers het oude niveau van nabetaling – prestatietoeslag+vermogen op naam – van ruim 3 cent snel weer wordt gehaald. Dat vertrouwen is gebaseerd op het stopzetten van de winstverwatering en het na de interne reorganisatie scherper aan de wind kunnen zeilen. De gekozen duurzaamheidsroute – de toplijn tilt het niveau van de sector omhoog – moet de afzet over de hele linie een verdere stimulans geven.

De vraag die potentiële vertrekkers zich moeten stellen is of ze voldoende vertrouwen hebben dat FrieslandCampina met dit plan de juiste afslag neemt. Als het antwoord nee is, moeten ze gaan. Nu zitten er met de als uitermate talentvol beschouwde CEO Hein Schumacher en de door de wol geverfde voorzitter Frans Keurentjes niet een paar koekenbakkers. Zij zijn bij het maken van de huidige plannen niet over één nacht ijs gegaan. Het verleden moet wat dat betreft ook vertrouwen bieden. Een melkveebedrijf van FrieslandCampina beurde over de laatste tien jaar een paar ton aan melkgeld meer dan boeren bij andere fabrieken. Zelfs over 2017, toen het minder ging, was FrieslandCampina, nog altijd een van de beste melkprijsbetalers. Nu zijn prestaties uit het verleden geen garantie voor de toekomst. Maar zou dat ineens helemaal over zijn?

BevrieslandCampina

De volgende vraag: is FrieslandCampina echt veranderd in Bevriesland Campina? Of blijft er voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling? Stel je hebt een melkveebedrijf met een miljoen kilo melk. In 2019 mag er op basis van marktverwachtingen 1,5 tot 2 procent worden gegroeid. Voor het gemak pakken we even de 2 procent. Voor deze boer geldt dan dat hij 2 procent plus het percentage van de stoppers mag groeien. Als dit conform de 3 procent is wat gemiddeld aan melkveebedrijven jaarlijks stopt, weet een veehouder eigenlijk voorafgaand aan het jaar al dat hij zonder problemen 50.000 kilo melk meer mag leveren zonder te worden gekort op de melkprijs. Dat is een jaarlijks groeipotentieel van zo’n vijf koeien.

Helft groeimelk komt van 500 grotere veehouders

Lang niet elke melkveehouder gaat jaarlijks vijf koeien meer melken. De enkele boer die in één jaar tijd 25 procent meer melk levert ten opzichte van het voorgaande jaar hoeft dan waarschijnlijk ook geen korting te betalen. Zolang het totale fabrieksquotum maar binnen de 2 procent groei per jaar blijft, is er niks aan de hand. En dat is, op basis van normale marktgroei en een normaal aantal stoppers, een vrij realistische verwachting. Komt de productie van de fabriek wel boven de 2 procent en een melkveebedrijf is 15 procent gegroeid – 10 procent te veel – dan kost hem dat 1 cent over alle geleverde liters melk. Een gedeelte van de melk voor 25 cent produceren bij een garantieprijs van 35 cent levert dus een gemiddelde melkprijs op van 34 cent. Een bepaald aantal liters melken voor een dubbeltje minder is dus niet zo rampzalig als het er op het eerste gezicht uitziet. Te meer omdat er wel prestatietoeslag over wordt betaald.

Foto: FrieslandCampina

 

Voor het gros van de melkveebedrijven – die met kleine of gematigde groeiplannen – ligt dan een bovengemiddelde melkprijs in het verschiet. Deze boeren hoor je ook niet zo. Zij willen best mee in een scenario van gematigde groei en inspelen op politieke en maatschappelijke wensen. Het lijkt er zelfs op dat zij eigenlijk wel blij zijn dat de rekening van onbegrensd doorstomen daar komt waar hij in hun ogen hoort te liggen. De huidige situatie is dat zo’n 500 grotere melkveehouders verantwoordelijk zijn voor de helft van de groei van de melkaanvoer bij FrieslandCampina.

Alternatieve plannen

€ 50.000 per miljoen kilo melk extra

Een melkveebedrijf dat mee gaat doen aan de exclusieve melkstroom ontvang een meerprijs van minimaal 3 cent per kilo melk.

Plus 2 cent meer dividend dan vorig jaar zoals directie en bestuur in het vooruitzicht stellen – dan verdient een gemiddeld melkveebedrijf over 2017 minimaal € 50.000 per miljoen liter melk per jaar meer ten opzichte van nu. Zonder dat daarvoor een koe extra gemolken hoeft te worden.

De onvrede bij veel boeren blijft enorm en de eerste alternatieve plannen worden inmiddels aangedragen. Een groep Groninger melkveehouders wil een andere definitie van groeimelk: alle melk die van een stoppend FrieslandCampina-lid overgaat op een blijvend FrieslandCampina-lid is geen groeimelk. Deze melk wordt namelijk al door de fabriek verwerkt. De Noord-Hollandse melkveehouder Jack Rijlaarsdam stelt voor dat elke melkveehouder minimaal 15 cent per kilo geleverde melk in ledenobligaties-vast heeft zitten: een financiële inleg op naam om verwerking en verwaarding van de extra melk te kunnen bekostigen. Het voordeel vindt hij dat ook de groeimelk van de laatste paar jaar zo belast wordt.

Zuivelvolger Jan van Weperen pleit voor het introduceren van een diversiteitsmodel met zes of acht melkstromen. De zuivelcoöperatie biedt dan verschillende melkstromen aan en de melkveehouder kan zelf kiezen welke melkstroom hem het beste past. Hij ontvangt dan ook de vergoeding die er uit de markt komt voor deze stroom. Als melkstroom A te weinig opbrengt, dan voelt de boer dat in de portemonnee. Wanneer melkstroom D het goed doet dan krijgt dat verdienmodel meer.

Intussen zijn er nog veel open einden. Hoe worden de melkreferenties van de stoppers herverdeeld? Kan zowel de melkveehouder in puntje Groningen als in puntje Limburg meedoen aan de exclusieve melkstroom? Het zijn vragen waar in de loop van het jaar antwoorden op moeten komen. Van het op slot zetten van de sector is hoe dan ook geen sprake. Wel komt er een rem op ongebreidelde groei. Zo even honderd koeien erbij melken wordt lastiger. Voor het gezicht van de melkveehouderijsector in zijn totaliteit zou dat best eens positief kunnen uitpakken.

Na fusie nieuwe revolutie

Vijf koeien per jaar erbij blijft mogelijk

Alles staat of valt er nu mee of het plan wordt omgezet in financiële prestaties. De geschiedenis leert dat er na een succesperiode voor een bedrijf altijd een moment komt dat het minder gaat. In die fase zit FrieslandCampina nu. Of de zuivelcoöperatie met deze nieuwe en vooralsnog veel bekritiseerde koers de juiste afslag heeft genomen, moet blijken. Binnen RFC worden parallellen getrokken met elf jaar geleden. Toen fuseerde FrieslanFoods met Campina. De fusie was het antwoord op veranderende omstandigheden die vanaf 2005 met de afbouw van de marktbescherming z’n intrede deed. Ineens begon de melkprijs heftiger te fluctueren. Toenmalige FrieslandFoods-voorzitter Sybren Attema onderkende het gevaar en was de geestelijke vader van een tot dan onmogelijk gehouden revolutie: de fusie tussen FrieslandFoods en Campina.

Frans Keurentjes

Het bleek een gouden zet. FrieslandCampina profiteerde jarenlang van de synergievoordelen die het opleverde. De fusievoordelen zijn uitgewerkt. De melkprijs fluctueert niet meer in centen, maar in dubbeltjes. De melk klotst tegen de plinten op, de competitie op groeimarkten is heviger dan ooit en er worden van een boer honderd meer dingen gevraagd dan in 2007. Drie jaar na het einde van de melkquotering is het tijd voor een nieuwe revolutie, met en tot voor kort niet voor mogelijk gehouden antwoord: een A- en een B-melkprijs. De huidige voorzitter, Frans Keurentjes, is overtuigd dat hij er, net als Sybren Attema destijds, een tijdperk van nieuwe successen mee inluidt.

Vorig artikelTop RFC mist boerengevoel
Volgend artikelKopen of knijpen?