Melkveehouders komen steeds vaker in het nauw met hun mestafzet. Oorzaken: bufferzones, afbouw van derogatie en dit jaar ook nog een extreem nat voorjaar. Waar moeten de overschotten van soms duizenden kuubs per bedrijf naar toe?
Melkveehouders krijgen steeds meer moeite om hun runderdrijfmest kwijt te raken. ‘In principe geldt dat voor alle mestsoorten, ook varkens- en kalverhouders hebben er moeite mee’, zegt Johan Mostert, voorzitter meststoffendistributie van Cumela. Er zijn meerdere voorbeelden bekend van melkveebedrijven die hun mest dit jaar niet kwijt kunnen en nu investeren in extra mestopslag, Hoe groot die nijpende problematiek is, is niet bekend.
Hoofdoorzaak voor de problematiek is natuurlijk de afbouw van de derogatie en invoering van bemestingsvrije bufferstroken.
De volledige afschaffing van derogatie in 2026 betekent voor een melkveehouder ongeveer 30% minder mestplaatsingsruimte. In Natura2000-, waterwin-, en grondwaterbeschermingsgebieden mag dit jaar al niet meer dan 170 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest worden bemest. De mestmarkt staat dan ook al duidelijk onder hoge druk.
Historisch hoge mestafzetprijs
‘2023 kende een erg nat voorjaar, waardoor we weinig mest konden uitrijden’, noemt Mostert als bijkomend nadeel van afgelopen seizoen. Volgens Cumela werd er dit voorjaar op akkerbouwbedrijven 10 tot 30 procent minder dierlijke mest aangewend. ‘Toen percelen eenmaal begaanbaar waren, was het graan op veel plekken al te hoog en hebben akkerbouwers kunstmest gestrooid. Ook omdat kunstmest veel goedkoper was dan in 2022. We hopen komend voorjaar op goede omstandigheden om mest uit te rijden en daarmee de druk op de mestmarkt te verlagen’, zegt Mostert, die constateert dat de prijs voor mestafzet nog nooit zo hoog is geweest als nu.
‘Het varieert van € 20 en € 29 per kuub, afhankelijk van het mestaanbod en transportafstand. ln de Achterhoek en Friesland zijn de kosten gemiddeld het hoogst, door respectievelijk lange transportafstanden en een groot aanbod van runderdrijfmest. In gebieden met melkvee en akkerbouw kost mestafzet minder.’
Bert Luimstra van mestdistributiebedrijf Luimstra in het Friese Surhuizum merkt ook dat er momenteel duidelijk meer mestaanbod is dan vraag. ‘Bij vaste klanten halen we de mest wel op en zetten het af bij akkerbouwers. Liefst zo dicht mogelijk in de buurt’, zegt Luimstra.
‘Voor het teveel aan mest hebben we nu nog tussenopslag. Bijvoorbeeld in mestsilo’s of lege putten bij stoppende boeren. Maar melkveehouders staan wel met de rug tegen de muur als de mest niet meer wordt opgehaald. Mede door speculatie zien we torenhoge prijzen van mestafzet. Dat is voor melkveehouders bijna niet meer te betalen. Voor ons ook een zorgpunt of wij de vergoedingen aan akkerbouwers wel krijgen terugbetaald door de veehouders.’
De komende jaren loopt afschaffing van derogatie sowieso in de papieren. Flynth rekent met een kostenstijging van € 1 tot € 3 per 100 kilo melk voor extra mestafvoer en aanvulling met kunstmest. Alfa Accountants becijferde dat een gemiddelde melkveehouder € 30.000 extra kosten heeft door verlies van derogatie.
Minder plaatsingsruimte
Het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) heeft de mestmarkt tot en met 2026 ingeschat. ‘De afgelopen jaren was de mestmarkt prima in balans’, zegt Jan Roefs, directeur van NCM. ‘Verwerking en export van mest overtrof de productie van mest ruimschoots, waardoor er geen mestoverschot was. Maar door wetgeving zien wij een duidelijke kentering in de mestmarkt. De problemen met mestafzet gaan de komende jaren toenemen. Simpelweg omdat de gebruiksruimte van dierlijke mest afneemt door regelgeving.’
Fosfaat blijft nog wel in balans, maar stikstof niet. ‘Het totale fosfaatoverschot was vorig jaar 20 miljoen kilo, terwijl 45 tot 50 miljoen kilo fosfaat uit mest wordt geëxporteerd. Met invoering van drie meter brede bufferstroken langs waterlopen leveren we 5 tot 6 miljoen kilo fosfaatgebruiksruimte in’, zegt Roefs. ‘Omdat de fosfaatexport groter blijft dan de ingeleverde gebruiksruimte leidt dit niet tot afzetproblemen.”
‘Ook door de bufferstroken leveren we nu al veel plaatsingsruimte in’
Voor stikstof ziet NCM een heel ander beeld. Met export van organische meststoffen werd voldoende stikstof buiten Nederland afgezet om op landelijk niveau geen overschot te hebben. ‘Dat gaat helemaal veranderen. In 2026 hebben we door afschaffing van derogatie 55 miljoen kilo minder gebruiksruimte voor stikstof uit dierlijke mest. Door bufferstroken leveren we nu al 16 miljoen kilo stikstofplaatsingsruimte in. We hebben dan meer mest over dan wat er nu wordt geëxporteerd. Het gaat dan om 27 miljoen kilo stikstof, die niet plaatsbaar is. Dat komt overeen met maar liefst 6 miljoen ton rundveedrijfmest.’
Mestoverschot verlagen
NCM geeft drie oplossingsrichtingen om de mestmarkt te ontlasten: de totale stikstofexcretie van de veestapel verminderen, plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest vergroten en meer mest verwerken en stikstof uit dierlijke mest exporteren. ‘Maar deze oplossingen zijn niet eenvoudig te realiseren. Op korte termijn krimpt de veestapel nog niet en ook op langere termijn blijft dit onzeker’, zegt Roefs.
‘Want het is niet duidelijk wat de politiek gaat besluiten.’ Op bedrijfsniveau kunnen veehouders de excretienormen via BEX verlagen door te sturen op een lager ureum met een efficiënter voermanagement, waarbij ze stikstof uit voer beter benutten. Andere opties zijn minder jongvee houden en een hogere melkproductie per koe.
Pleidooi voor kunstmestvervangers
Mostert pleit voor een wettelijke verruiming van plaatsingsruimte van dierlijke mest, zowel bij akkerbouwers als veehouders. ‘Het is niet logisch dat veehouders nog meer eigen dierlijke mest moeten afvoeren en extra kunstmest kopen. Akkerbouwers benutten ook graag meer dierlijke mest. In veel akkerbouwgebieden zit het nitraatgehalte in het grondwater ver onder de norm van de Nitraatrichtlijn. Daar zou de overheid verruiming van de bemestingsruimte met dierlijke mest mogelijk moeten maken’, vindt Mostert.
Roefs ziet in een hogere opname van dierlijke mest door akkerbouwers een deel van de oplossing. ‘Het meeste heil zie ik in kunstmestvervangers uit dierlijke mest. Dat heet Renure ofwel recovered nitrogen from manure. Dat zijn teruggewonnen stikstofhoudende meststoffen uit dierlijke mest, die qua werking vergelijkbaar zijn met kunstmest’, vertelt Roefs. ‘In Nederland hoopt eigenlijk iedereen op een snelle erkenning van Renure door de Europese Commissie. Want dat verbetert de waterkwaliteit en het biedt een technische oplossing voor het wegvallen van derogatie. Bijvoorbeeld door stikstof te strippen uit mest of uit digestaat afkomstig uit mestvergisters of via geavanceerde filtertechnieken.’
Luimstra ziet in de vraag naar groen gas kansen voor mestvergisting en meer export van bepaalde mestfracties. ‘Dat verlicht de mestmarkt en het kan voor melkveehouders lucratief zijn om groen gas te produceren. Technisch kan het, maar vergunningverlening kost tijd, waardoor het niet direct veel oplost. Op langere termijn echter wel, net zoals de export van kippenmest veel heeft opgelost.’