Besparen op mestafzetkosten kan een van de argumenten zijn om te kiezen voor mestvergisting in combinatie met verder mestbewerking. Als je stikstof en fosfaat uit drijfmest kunt onderbrengen in aparte meststoffen, loop je minder snel tegen verplichte afvoer aan.

Mestvergisting is een manier om energie, in de vorm van methaangas, te winnen uit de mest van je koeien. Dat klinkt interessant en kan voor melkveehouders aanleiding zijn om een investering in een vergistingsinstallatie te overwegen. Als ze daarmee aan het rekenen slaan, wordt vaak al snel duidelijk dat het nog niet zo makkelijk is om een sluitend verdienmodel te maken voor een investering in een monomestvergister. De installatie uitbreiden met technieken om de mest na vergisting verder te raffineren, biedt kansen om de terugverdientijd te verkorten. Mestvergisting met daaraan gekoppeld een mestscheider en daarna voor de dunne fractie een zogenoemde stikstofstripper, lijkt momenteel de meest gekozen combinatie.

Met een stikstofstripper verhoog je de stikstofconcentratie in de dunne fractie, en produceer je een vloeibare anorganische stikstofmeststof ammoniumsulfaat (ASL) of ammoniumnitraat (AN). Een knelpunt is dat het momenteel in Nederland nog niet is toegestaan om deze meststof als kunstmestvervanger te gebruiken. Daarom is de praktijk momenteel vaak dat het spuiwater uit een stikstofstripper als meststof naar Duitsland wordt geëxporteerd omdat het daar wel als kunstmest wordt gezien.

Afvoer van deze vloeibare meststof kost een melkveehouder doorgaans geen geld, maar levert ook niets op. De hoop is dat binnen enkele jaren ook in Nederland ruimte ontstaat om de zelf geproduceerde kunstmest op het eigen bedrijf aan te wenden. ‘Dan wordt het echt interessant om mestvergisting te combineren met mestverwerking’, zegt René Cornelissen, directeur van CCS Energie-advies in Deventer. ‘Je kunt dan zowel besparen op kunstmestaankoop als op mestafvoerkosten.’

Verdienmodel smal

Berekeningen met een voorbeeldsituatie laten zien dat de besparing op mestafvoerkosten voor een bedrijf met 200 koeien redelijk kan oplopen. Uiteraard is het berekende bedrag sterk afhankelijk van het geldende ophaaltarief voor mest. Wanneer gerekend wordt met € 30 per kuub af te voeren mest kan er € 43.000 bespaard worden omdat de melkveehouder minder mest hoeft af te voeren. Dat komt omdat hij (een deel van) de stikstof uit zijn drijfmest verwijdert. Zou het afvoertarief zakken naar € 25 euro per kuub dan praat je nog over een besparingsmogelijkheid van € 36.000.

Toch kun je alleen voor de besparing op mestafzetkosten niet investeren in een mestvergister, mestscheider en stikstofstripper, rekent Cornelissen voor. Hij becijfert dat voor het voorbeeldbedrijf al gauw een totaal-investering van € 600.000 nodig is. De installatie vergt jaarlijks zo’n € 50.000 aan operationele kosten (energie, arbeid, onderhoud, en zwavelzuur). Daar komt zo’n € 60.000 aan afschrijving per jaar bij. Je zit dan op jaarkosten van € 110.000. De opbrengsten bestaan uit ‘vermeden mestafvoer’ (€ 43.000), ‘vermeden kunstmestaankoop’ (€ 14.000), SDE-subsidie (€ 65.000) en biogasverkoop (€ 25.000). Totaal: € 147.000.

‘Het vermijden van kunstmestaankoop kan nu nog niet, en hoeveel je bespaart op mestafvoer, is sterk afhankelijk van het tarief waarmee je rekent. Dit betekent dat het verdienmodel nog krap is.’ Cornelissen concludeert dat de overheid het voor melkveehouders interessanter kan maken om te investeren in mestvergisting en een stikstofstripper door een financiële beloning te geven voor de extra CO₂-reductie en reductie van stikstofemissie die deze technieken ook opleveren. 

Meer belemmeringen

Dat het moeilijk is om voor een melkveebedrijf mestvergisting in combinatie met mestraffinage rendabel te rekenen, is ook de conclusie van Yke Roelevink, business developer bij BioValue in Sint Nicolaasga. ‘Naast vragen over het rendement, lopen we tegen andere belemmeringen en risicofactoren aan. Wat gebeurt er als een melkveehouder met een nog niet afgeschreven installatie besluit om te stoppen met melken en hij te maken krijgt met een verbod om mest van buiten het bedrijf aan te voeren?’

‘De komende jaren gaat de mestmarkt hoe dan ook veranderen’

Roelevink vervolgt met de onduidelijkheid rond de emissiearme stalvloeren. ‘Als je mest wilt vergisten, is het zaak om met uurverse mest te werken, want dit  geeft tot ruim 40% meer gasopbrengst. Dit betekent dat je moet werken met dichte stalvloeren waarover je de mest dagelijks naar buiten schuift. Maar wat gebeurt er met je vergunning als je je stalvloer aanpast?

Ook is het bijvoorbeeld mogelijk dat de overheid op de proppen komt met het regelmatig spoelen van de stalvloer met water om de ammoniakemissie te reduceren. Dat water is funest voor een efficiënt vergistingsproces. Nog een vraag is wat er gebeurt als de overheid van melkveehouders vraagt om met gerichte maatregelen de methaanuitstoot te verminderen, bijvoorbeeld door aan het koeienvoer een methaanremmer toe te voegen. Het is nog volstrekt onduidelijk wat dat gaat betekenen voor de vergisting.’

Kansen zijn er ook

Ondanks alle risicofactoren, belemmeringen en onduidelijkheden, zoekt BioValue naar mogelijkheden om mest van melkveebedrijven te benutten in vergisters, zowel op grotere als op kleinere schaal. Waar bij vergisting eerder de productie van elektra door middel van een WKK nog standaard was, is tegenwoordig de productie van hernieuwbaar aardgas de standaard. ‘Vooral door de  hoge gas- en  certificaatprijs van hernieuwbaar aardgas, is de opbrengst hier vele malen hoger dan de opbrengst van elektriciteit.’

Voor kleinschalige locaties of locaties waar een netaansluiting voor gasinvoeding (nog) niet mogelijk is of te kostbaar is, biedt BioValue twee alternatieven. Ten eerste de productie van Bio-LNG (vloeibaar gas) voor de grotere centrale locaties. BioValue bouwt momenteel aan haar eerste Bio-LNG installatie in Luttelgeest die begin 2024 gereed moet zijn en daarmee de tweede in Nederland is. Het tweede alternatief, vooral geschikt voor boerderij-installaties, is de virtual-pipeline. Hierbij wordt het ruwe biogas gecomprimeerd en om de paar dagen per tankauto vervoerd naar een opwaardeerinstallatie in de regio.

Daarnaast biedt het verkrijgen van CO₂-certificaten op de methaanreductie mogelijk binnen afzienbare tijd kansen voor melkveehouders die in een vergistingsinstallatie investeren.
Roelevink adviseert melkveehouders om zich hoe dan ook eerst, alvorens daadwerkelijk een keuze te maken en te investeren, goed te verdiepen in de meerdere mogelijkheden: ‘De komende jaren gaat de mestmarkt hoe dan ook veranderen, en daarmee de invloed op de verschillende business cases. Laat je van verschillende kanten adviseren wat het beste bij jouw bedrijf past en hoe je dat van de grond kunt krijgen.’

Vorig artikelMet geduld en persistentie naar rendabele veestapel
Volgend artikelDirk Bruins: ‘De melkrobots geven ons allemaal extra energie’