LTO heeft gisteravond de enige juiste beslissing genomen door de stekker uit het Landbouwakkoord te trekken. Ondanks alle mooie woorden en grote ambities konden minister-president Mark Rutte en landbouwminister Piet Adema boeren geen enkel concreet toekomstperspectief bieden. De toezegging van het kabinet om z’n best te doen om op Europees niveau het gesprek aan te gaan om te komen tot een ‘level playing field’ bleek het maximaal haalbare voor het realiseren van een plus op in Nederland geproduceerde landbouwproducten.

CETA-akkoord hypocriet

Nederland wil wereldwijd op gebied van milieu- en klimaatvriendelijk geproduceerd voedsel voorop lopen. Dat is een nobel streven. Maar dan moet je er ook voor zorgen dat alles wat je importeert aan voedselproducten aan minimaal dezelfde kwaliteitseisen voldoet als het Nederlandse voedsel. Precies dat kan, of beter gezegd, wil het kabinet niet voor elkaar boksen. Meest sprekende voorbeeld is het in 2022 afgesloten handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA), dat vol overtuiging werd getekend door regeringspartijen VVD en D66. Twee partijen die de mond vol hebben over kringlooplandbouw en dierenwelzijn, maar ondertussen via het CETA-verdrag wel tal van producten uit Canada naar Nederland laten komen. Producten die Nederlandse boeren niet mogen produceren, maar de Nederlandse consument blijkbaar wel mag consumeren. Als ruilhandel voor allerlei nieuwe kansen voor niet-voedselproducten op de Canadese markt.

Kern akkoord niet ingevuld

Het Nederlandse voedsel voldoet aan de allerhoogste standaarden op het gebied van gewasbescherming, dierenwelzijn en milieu. Die standaarden wil de Nederlandse overheid in dit druk bevolkte land terecht verder omhoog schroeven. Maar door handelsverdragen als CETA te ondersteunen, is de dagelijkse praktijk dat de producten van de Nederlandse boer in het winkelschap moeten concurreren met vuilere en goedkopere buitenlandse producten. Wil je tot een gedragen Landbouwakkoord komen, dan zul je als kabinet toch echt met iets meer moeten komen dan de toezegging om hierover op Europees niveau het gesprek aan te gaan. Terecht concludeert LTO dat daarmee een robuust verdienmodel voor Nederlandse boeren en tuinders blijft ontbreken. Terwijl juist dat de kern van het akkoord zou moeten zijn.

Nooit boter bij de vis

Ook op gebied van langjarige vergoedingen voor melkveehouders en akkerbouwers die tijd en energie steken in de schilderachtige bloem- en weidevogelrijke percelen, schittert het kabinet door afwezigheid. Deze boeren worden op de zoveelste karrentocht door een weiland vol boterbloemen en grutto’s doodgeknuffeld door toonaangevende milieu- en natuurorganisaties. Zodra er boter bij de vis moet komen, geeft niemand thuis, het kabinet voorop. ‘Tegenover harde verplichtingen stonden in de loop van het proces steeds meer goede intenties. Maar van intenties kan een boer niet leven. Daarmee wordt de Nederlandse landbouw niet het perspectief geboden waar we binnen de context van een landbouwakkoord met elkaar naar zochten’, concludeert LTO-voorzitter Sjaak van der Tak.

Onbetrouwbaar kabinet

Over sturen op middel – waar de overheid vooral heen wil – of doel – waar LTO heen wil – kun je discussiëren. Maar van een overheid die van alles wil en zegt dat een goed verdienmodel voor boeren een essentieel onderdeel is van duurzame landbouw, mag je op gebied van inkomenszekerheid meer verwachten. Ook op stikstof werd het nooit concreet. Wordt het 2030 of op 2035? Komt er een alternatief voor de KDW in de wet en de vergunningverlening? Worden PAS-melders gelegaliseerd? Gevoegd bij de volstrekte onbetrouwbaarheid die dit kabinet de afgelopen tijd op tal van dossiers al tentoonspreidde, is de beslissing van LTO de enige juiste.

De landbouworganisatie met verreweg de moeilijkste positie van alle boerenbelangenclubs, bleef het tot het eind toe proberen, maar nam in de finale de enige juiste beslissing. Dan maar niet.

Vorig artikelDe stinkende wonden van de melkveehouderij
Volgend artikel‘Deze uitgestoken hand hadden we moeten pakken’