Koen van Rijn vindt een goede ruwvoerkwaliteit ‘ontiegelijk belangrijk’ en streeft naar een heel hoog ruwvoeraandeel in het rantsoen. De veehouder stapte twee jaar geleden over op het TMR-rantsoen en op een rantsoenadvies dat gebaseerd is op het CNCPS-rantsoenmodel.

Zaterdagochtend 29 april maaide Van Rijn dit jaar de eerste snede. Om half drie ging hij er gelijk heen met de schudder. De dag daarna schudde hij het gras drie keer. De zon en de wind deden de rest. ‘Het was best droog’, zegt hij. Maar met een geschatte 45 procent droge stof (ds) vond hij het net nog niet droog genoeg. Bovendien stond er een zwaar gewas op het land. Daarom koos hij niet voor de opraapwagen, maar liet hij het gras hakselen. ‘Dan krijg je een iets homogener product’, zegt hij. Bovendien voegde hij melkzuurbacteriën toe omdat hij ervan uitging dat het suikergehalte lager was als gevolg van het natte voorjaar met weinig zon. ‘Bacteriën hebben voldoende suikers nodig voor een goede conservering. We willen niets aan het toeval overlaten’, zegt Van Rijn.

Droog en homogeen inkuilen

De veehouder streeft naar droge kuilen. Dan is het ruwvoer rustiger verteerbaar, het geeft een betere conservering, hoogwaardige eiwitkwaliteit met meer DVE, geeft hij aan. Hij doet er alles aan om het gras zo droog mogelijk onder het plastic te krijgen. Hij laat de loonwerker maaien en wiersen en hij heeft zelf een brede schudder om veel capaciteit te hebben om het gras snel te drogen. Bovendien huurt hij bij de eerste snee vaak collega’s in om nog vaker te kunnen schudden. ‘Je moet in gras werken om het droog te krijgen. Daar steek ik tijd in en daar geef ik geld voor uit. Dat betaalt zich terug in de melkproductie.’

Bedrijfsgegevens

Melkveehouder Koen van Rijn uit Cothen (Utr.) bewerkt 50 hectare. Daarvan is 40 hectare grasland en 10 hectare mais. Hij melkt gemiddeld 95 melkkoeien en heeft 75 stuks jongvee. De productie ligt op 10.900 kilo melk per koe met 4,4% vet en bijna 3,7% eiwit en met jaarrond ureumgehalte van gemiddeld 16 tot 17.

Dit voorjaar was het een uitdaging om het gras droog te krijgen; vorig jaar was het ‘supermakkelijk’ om met 50% drogestof (ds) in te kuilen. Toen bevatte de graskuil van zijn eerste drie snedes 990 VEM met 50% ds.  Van Rijn maakt lasagnekuilen, dan is het gras zo homogeen mogelijk, zodat de koeien weinig merken van voerovergangen.
Omdat hij streeft naar een hoge voederwaarde, maait hij na de eerste snee elke vier of vijf weken. 

Krachtvoerautomaat weg 

De melkveehouder is twee jaar geleden volledig overgegaan op het TMR-rantsoen, een totaal gemengd rantsoen van ruwvoer en krachtvoer. De koeien waren al wel gewend aan weinig krachtvoerbrok uit de automaat, maar hij nam toch ruim zes weken voor een geleidelijke overgang.

‘Een koe vol ruwvoer geeft een mooie penswerking’

Inmiddels voert hij helemaal TMR en is de krachtvoerautomaat verdwenen uit de stal. Dat biedt veel voordelen, vertelt hij. ‘Er is nu bijvoorbeeld veel meer rust in de stal en geen gedoe meer aan de krachtvoerautomaat. Het elkaar stoten en de rangorde bepalen zorgde voor onrust. Dat gebeurt nu niet meer.’
De koeien eten nu een homogeen mengsel van ruwvoer en krachtvoerachtigen. ‘Iedere hap is hetzelfde, de koeien kunnen niet meer kiezen. Dat heeft hier een positief effect op de klauwen en de uiergezondheid.’

Beter voeradvies

Tegelijk met de overgang naar TMR ging Van Rijn over op rantsoenadvies van Vetvice, dat gebaseerd is op het CNCPS-rantsoenmodel (zie kader). Mede daardoor is het rantsoen nu veel simpeler, constateert hij. Het is verdeeld over twee componenten: energie en eiwit. Bovendien heeft hij nu meer grip op de melkproductie.

CNCPS houdt rekening met meer dierfactoren dan de gangbare voeradviezen, de belangrijkste is het lichaamsgewicht. Van Rijn: ‘Mijn type koe heeft meer inhoud, die kan meer ruwvoer verwerken. Dan hoef je minder te compenseren met krachtvoer. Dat wordt in het advies meegerekend.’

Een nieuwe aanvulling op de voederwaarde-analyse is de afbreeksnelheid van de ruwe celstof en de eiwit- en zetmeelfractie. ‘Ik wil weten hoe snel de koe het voer verteert’, zegt de veehouder. ‘Dan weet ik wat ik moet voeren om vaste mest te hebben. Bij vaste mest weet je dat de vertering goed is. Bij dunne mest raak je teveel pensvulling kwijt en daalt de benutting van het rantsoen. We hebben met Bertjan Westerlaan van Vetvice gekozen voor een scherpe eiwitverhouding waarbij de koeien veel melk maken, maar waarbij ik ook een goede stikstofefficiënte realiseer om minder mest af te hoeven voeren.’

Wat is de ruwvoeranalyse op basis van CNCPS?

Van Rijn stelt het voederrantsoen voor zijn koeien samen met dierenarts Bertjan Westerlaan van Vetvice. Het advies van Vetvice is gebaseerd op het CNCPS-rantsoenmodel, dat ontwikkeld is door de Amerikaanse Cornell University. De afkorting CNCPS staat voor Cornell Net Carbohydrate and Protein System.
Nutrilab Agro is het enige bedrijf in Nederland dat deze analyses verwerkt op deze wijze. Het laboratorium gelooft dat het CNCPS-model het mogelijk maakt om rantsoenen beter samen te stellen op basis van de werkelijke behoeften van de dieren. Ook omdat het model rekening houdt met meer dierfactoren dan de gangbare voeradviezen, zoals onder andere lichaamsgewicht.
De ruwvoeranalyse is er verder op gericht om eiwit- en koolhydraatbestandsdelen in de pens te synchroniseren. Elk voerbestandsdeel bestaat namelijk onder andere uit eiwit- en koolhydraatbestandsdelen. Die bestandsdelen worden, afhankelijk van vele factoren, snel of langzaam verteerd in de pens van de koe. Binnen het CNCPS-model worden analyses uitgewerkt om de snelheid van de eiwit- en koolhydraatbestandsdelen op elkaar af te stemmen. Door dit te koppelen aan een advies kan een melkveehouder beter werken aan het maximaliseren van de productie van microbieel eiwit; de benodigde bacteriën in de pens voor een optimale melkproductie.

Structuurvoer toevoegen noemt hij ‘doodzonde’. ‘Ik wil hoogwaardig ruwvoer met een maiskuil met 1.000 VEM en 400 zetmeel en een graskuil met 950 VEM en hoogwaardig krachtvoer. Dan wil ik geen structuur te hoeven toevoegen zoals stro. Dat is verarming van het rantsoen en je moet er nog voor betalen ook!’

Superruwvoer

Sinds de overstap op TMR en het rantsoenadvies op basis van CNCPS verloopt de lactatie meer geleidelijk. De piek is minder stijl en hoog, maar de koeien houden de hoge productie veel langer vol. Per saldo stegen zowel de melkproductie als de gehaltes. Bovendien is de conditie van de koeien beter, constateert Van Rijn. Dé sleutel tot dit succes is ‘superruwvoer dat de koe graag vreet’, stelt hij. ‘Dat is de basis om goed te kunnen melken.’

De veehouder streeft naar een ruwvoerpercentage van dicht onder 70. ‘Als de koe vol ruwvoer zit, krijg je een hele mooie penswerking’. Van de klanten van Vetvice komt slechts 10 procent hoger dan 63 procent met behoud van de gewenste productie, geeft Westerlaan aan. Van Rijn: ‘Ik voer veel minder krachtvoer. Dat maakt verschil in kostprijs. Dan kan het makkelijk uit om iemand anders een keer het gras te laten schudden.’ 

Koen van Rijn: ‘Mijn type koe heeft meer inhoud, die kan meer ruwvoer verwerken. Dat wordt via het CNCPS-model in het advies meegerekend.’
Vorig artikel‘Prijsvoordeel losse grondstoffen doorslaggevend’
Volgend artikel‘Robots waren nooit te duur’