De Nederlandse toeristische sector heeft 2021 uitgeroepen tot het themajaar ‘Ode aan het Landschap’. Een jaar lang zijn er in de zes deelnemende regio’s en de Nationale Landschappen kunstprojecten, tentoonstellingen en andere evenementen om toeristen en bewoners te wijzen op de variatie en de schoonheid van het Nederlandse landschap, maar ook op de kwetsbaarheid daarvan.

Hét Nederlandse landschap bestaat niet. Nergens is er zoveel variatie in het landschap als in Nederland. Maar er is wel een grote gemene deler: ‘Vrijwel alle landschappen
zijn ontgonnen, aangelegd en ingericht voor het produceren van voedsel’, schrijft landschapsarchitect en rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving Berno Strootman in zijn essay ‘Landschap is alles’. ‘De bodemstructuur in Nederland – klei, veen en zand – is terug te vinden in het landschap en maakt ons land zo gevarieerd’, vult landschapsarchitect Peter de Ruyter aan. ‘Het is een wisselwerking tussen natuur en cultuur; een cultuurlandschap.’

Dringen in de ruimte

Het landschap staat echter onder druk van ruimteclaims. Denk aan de schreeuwende behoefte aan meer woningen, de productie van duurzame energie oftewel het plaatsen van windmolens en zonneparken en het inspelen op de klimaatverandering door boomaanplant en het vasthouden en bergen van water. Ook biodiversiteit, natuur en de doorontwikkeling van de landbouw hebben ruimte nodig. Kortom: het is dringen.
Het College van Rijksadviseurs bracht eind 2018 het manifest Panorama Nederland uit, waarin ze hun zorgen uiten over de verrommeling van het landschap. Ze pleiten voor gericht beleid om verstedelijking, de bouw van data- en distributiecentra (‘verdozing’) en de aanleg van zonneweides in de hand te houden. Daarmee vertolken ze de zorg van een meerderheid van de Nederlanders, zo blijkt uit onderzoek dat Direct Research in opdracht van LTO Nederland heeft gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat de Nederlanders grote waardering hebben voor het landschap en de rol die boeren en tuinders daarin spelen. Driekwart van de Nederlandse bevolking vindt boeren en tuinders noodzakelijk zijn
voor de vitaliteit en leefbaarheid van het platteland.


Landbouwgrond moet zoveel mogelijk worden ontzien bij de inrichting van Nederland, vinden ook de rijksadviseurs. De landbouwgrond is namelijk nodig om de kwaliteit van het
cultuurlandschap te verbeteren. Maar dan wel op een andere manier dan de huidige vorm, want ook de grootschalige landbouw vormt volgens de landschapsarchitecten een bedreiging. Strakke, rechte percelen met een monocultuur aan gras of akkerbouwgewas
zijn allesbehalve (bio)divers, constateren ze. ‘Van het resterende cultuurlandschap loopt de kwaliteit al decennialang terug, als gevolg van de enorme druk van de steeds intensievere
landbouw.’

Landschapsinclusief

De conclusie is onontkoombaar, stellen de rijksadviseurs: ‘Er is een transitie van de landbouw nodig in de vorm van een New Deal tussen boer en maatschappij. Een New
Deal die leidt tot een landschapsinclusieve landbouw.’ Of zoals rijksadviseur Berno Strootman het verwoordt: ‘De huidige intensieve landbouw transformeren naar vormen van landbouw die naast voedsel ook aantrekkelijke landschappen produceren.’

‘Nederlandse
landschappen
zijn ontgonnen,
aangelegd en
ingericht voor
voedselproductie’

Deze nieuwe vorm van landbouw ten gunste van natuur, landschap en biodiversiteit kan alleen worden bereikt, als er voldoende toekomstperspectief voor die boeren blijft, stelt Ben Haarman, portefeuillehouder Natuur- en Landschapsbeheer van LTO Nederland. ‘Boeren, jonge boeren, hebben toekomstperspectief nodig. En je hebt jonge boeren nodig voor een toekomstbestendige omgeving. Als we kiezen voor landschap en biodiversiteit en
de boer daarin een ondergeschikt belang geven, dan is dat onbetaalbaar en onhoudbaar.’
‘Je moet toe naar een verbinding tussen economie en ecologie’, vervolgt hij. ‘De wil is er, zeker ook bij de boeren. Je ziet al veel vormen van agrarisch natuurbeheer en in veel projecten wordt gezocht naar een goed verdienmodel voor de boer. Ik zie hier echt
een kentering ontstaan, maar we kunnen het niet alleen.’

Anders denken

‘We moeten de boer breder gaan waarderen’, vindt ook landschapsarchitect De Ruyter,
eerder als provinciaal adviseur verbonden aan ‘Atelier Fryslân’ en schrijver van het
boek ‘Vloeiend landschap’. ‘We moeten de boer naast voedselproducent ook gaan zien
als producent van maatschappelijke diensten. Daarbij kun je denken aan vormen van waterbeheer, akkerrandenbeheer, maar ook het vasthouden van CO₂ in de bodem. Deze maatschappelijke diensten vragen om een cultuuromslag in de landbouw en in de maatschappij. Die moet je met de jonge boeren en de consumenten zien te maken. Deze nieuwe manier van denken is een belangrijk item voor de komende tijd.’
Bij deze omslag in denken en om ervoor te zorgen dat er door de vele ruimteclaims überhaupt nog landschap overblijft, wordt de roep om landelijke regie steeds groter. Het opdoeken van het ministerie van VROM in 2010 en daarmee decentralisatie van het ruimtelijk beleid leidde wellicht tot een meer gebiedsgerichte aanpak, maar ook tot versnippering. Rijksadviseur Strootman pleit daarom voor een nieuwe ‘Minister
van Ruimte.’

De Noardelike Fryske Wâlden. Het gebied wordt als voorbeeld gezien doordat 800 boeren én burgers het gezamenlijk onderhouden. Foto’s: Ida Hylkema

‘De druk op het landschap is groot, de discussie moet veel breder worden opgepakt’, zegt Ben Haarman. Hij maakt zich vooral zorgen over de invulling van de Regionale Energiestrategie die in de loop van 2021 zijn beslag moet krijgen. Iedere gemeente moet daarbij binnen de eigen grenzen de mogelijkheden aangeven voor duurzame energieproductie. ‘Gemeenten kiezen te gemakkelijk zonneparken op landbouwgrond
als optie, omdat dat goedkoper is dan zonnepanelen op daken en er sneller draagvlak voor te vinden is dan voor windenergie.’

Ruilverkaveling 2.0

Pak de kaart van Nederland en kleur het landelijk gebied opnieuw in, pleiten Pieter Winsemius en Rudy Rabbinge in een artikel in het opiniërend blad Vork. Zo creëer je gebieden die volledige zijn gericht op landbouw en gebieden voor multifunctioneel gebruik,
gericht op bijvoorbeeld natuur en recreatie of op woningbouw.
‘We moeten een financieel model ontwikkelen voor de maatschappelijke diensten voor de boer, maar ook een ruilverkaveling 2.0 om de juiste boer op de juiste plek te krijgen. Dat is een nieuwe manier van landinrichting op basis van bodemdiversiteit en een  toekomstgericht watersysteem’, zegt De Ruyter. Ook directeur Jaap Dirkmaat van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC) pleit voor een grootschalige herinrichting
van Nederland. ‘Maar je moet er geen eenheidsworst van maken. Je moet het gebiedsgericht oppakken, samen met boeren en inwoners, waarbij je als voorwaarde stelt dat biodiversiteit, cultuurhistorie en recreatief medegebruik in het landschapsplan worden meegenomen. De specifieke invulling laat je over aan de streek.’

Voorbeeldgebied

Dat boeren en burgers zelf hun landschap kunnen behouden en onderhouden, wordt al jarenlang bewezen in de Noordelijke Friese Wouden. Hier ligt de kiem van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer; de eerste agrarische natuurverenigingen VEL en Vanla zijn bijna dertig jaar geleden in dit gebied opgericht.
Het Nationaal Landschap wordt nu onderhouden door bijna 800 boeren en burgers van de vereniging Noardlike Fryske Wâlden. Het is één van de karakteristieke Nederlandse landschappen waaraan door de toeristische sector in 2021 een ode wordt gebracht.

De noordelijke kleistreek herbergt z’n eigen schoonheid.

Dit artikel is gepubliseerd in Agrarisch Magazine 2021 dat vanaf 30 december 2020 bij melkveehouders en akkerbouwers in Noord-Nederland is verspreid.

Vorig artikelDe missie van boer Jaap Korteweg
Volgend artikelFrans Keurentjes vertrekt: ‘Verbinding met leden moet sterker’