Hoge gasprijzen en energieschaarste vergroten de kansen voor mestvergisting. Vergisting kan ook helpen bij het halen van klimaatdoelstellingen en het verkleinen van stikstofverliezen. Maar er zijn veel hobbels te nemen.
Naar schatting gaat minder dan vijf procent van alle op Nederlandse melkveebedrijven geproduceerde mest door een vergister. In de loop der jaren zijn er wel diverse ondernemers geweest die investeerden in vergistingsinstallaties. Dit ging met golfbewegingen. Na een investeringsgolf in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw, kwam mestvergisting vanaf ongeveer 2005 weer volop in de belangstelling te staan. De techniek van de vergisters was verbeterd en de overheid kwam met nieuwe subsidieregelingen.
Ondernemers kozen in de meeste gevallen voor installaties waarbij sprake is van co-vergisting. Je voegt producten als mais, graan of reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie toe aan de beschikbare mest om te komen tot een hogere gasproductie. Veel van de vergisters uit het begin van de 21-ste eeuw zijn niet meer in gebruik. Onder meer dalende energieprijzen en stijgende prijzen van de co-producten haalden het verdienmodel onderuit.
Subsidie als bodem
De laatste jaren is er in de melkveehouderij vooral aandacht voor monovergisting. Een voordeel is dat je daarbij niet afhankelijk bent van marktprijzen van co-producten. En eventueel gedoe rond de aanvoer van die producten. Wel geldt dat je met monovergisting per kuub mest minder gas overhoudt. Het verdienmodel van monomestvergisting was tot nu toe dan ook niet overvloedig. Alleen met ondersteuning van SDE++ subsidie lukt het ondernemers om een investering in een monomestvergister rond te rekenen.
Proefboerderij De Marke in Hengelo (Gld.) heeft al bijna twintig jaar ervaring met vergisting van de geproduceerde mest. Zwier van de Vegte, projectmanager agro bij De Marke, is voorzichtig met het aanprijzen van mestvergisting als aantrekkelijke investering. ‘Dat de aardgasprijzen nu pieken, speelt vergisting in de kaart, maar is niet doorslaggevend. Bij het berekenen van het verwachtte rendement, ga je uit van meerjarige opbrengstprijzen van het geproduceerde groene gas’, zegt Van der Vegte.
‘De afgelopen jaren vormde de subsidie via de SDE-regeling een soort bodem in het verdienmodel. Als de marktprijs van groen gas stijgt, neemt de SDE-subsidie af. Door de torenhoge gasprijzen van dit moment zijn er melkveehouders met een vergister die lekker verdienen. We merken dat onder meer aan een toenemende hoeveelheid vragen van andere melkveehouders die ook aan mestvergisting beginnen te denken.’
Verdienmodel blijft schraal
Ondanks gewijzigde marktomstandigheden, is investeren in mestvergisting voor melkveehouders nog niet zo makkelijk rendabel te rekenen. Het verdienmodel blijft schraal. Van de Vegte van De Marke gaat uit van een minimale bedrijfsomvang van 200 koeien. ‘In het verleden hebben we ook wel lagere aantallen genoemd, maar dan hoeft er maar weinig tegen te zitten, bijvoorbeeld technische problemen of tegenvallende prijzen en de installatie is verliesgevend.’
Andere deskundigen noemen een nog grotere bedrijfsomvang. Zo gaat BioValue in Sint Nicolaasga (Fr.) uit van minimaal 300 koeien (zie kader). ‘Met een samenwerkingsverband van een aantal melkveebedrijven kun je ook de noodzakelijke schaalgrootte bereiken. In Gelderland en Overijssel zien we daar momenteel voorbeelden van’, zegt Van de Vegte.
Yke Roelevink van BioValue: ‘Schaalgrootte is momenteel niet het enige issue. Enorm stijgende kosten om de installatie te kunnen financieren en terug te verdienen, drukken momenteel ook op het verdienmodel. Adviesbedrijven tuimelen over elkaar heen om melkveehouders te vertellen hoe interessant vergisten kan zijn. Dat klopt op lange termijn ook wel, daar ben ik van overtuigd. En de hoge gasprijs helpt nu zeker ook, maar het eerlijke verhaal vandaag de dag is ook dat de investering een stuk hoger ligt dan kort geleden. Die hogere investering blijft, maar de hoge gasprijzen liggen naar verwachting binnen twee jaar weer onder het SDE-niveau.’
Voeden met verse mest
Voor een zo hoog mogelijke biogasproductie is het gewenst om de vergister te voeden met verse mest. Een bijkomend voordeel is dat je daarmee de methaanuitstoot in de stal verder verlaagt.
BioValue haalt gas uit mest op boerenerf
Voor melkveehouders die zich vooral willen blijven toeleggen op het melken van koeien, is het concept Mono+ van het Friese BioValue wellicht interessant. Dit bedrijf houdt zich bezig met het bouwen en exploiteren van biogasinstallaties. Mono+ is een aanpak waarbij de melkveehouder alleen mest hoeft te leveren en moet zorgen voor een plek waar BioValue een biogasinstallatie kan plaatsen. Zelf mee-investeren in de installatie behoort tot de mogelijkheden. Met Mono+ richt BioValue zich op melkveebedrijven met minstens 300 koeien, waarbij er maximaal tot 20% aan co-producten wordt toegevoegd. Daarnaast heeft BioValue een nieuw concept in ontwikkeling dat vanaf 120 koeien rendabel moet zijn. Begin volgend jaar wordt een pilot hiervoor gestart.
Maar verse mest naar de vergister pompen, is in veel situaties makkelijker gezegd dan gedaan. In de meeste melkveestallen komt de mest in een mestkelder onder de stal terecht. En als er sprake is van een emissiearme stalvloer, dan mag je die niet zomaar aanpassen. Dat kan ten koste gaan van de toegekende emissiefactor en daarmee je vergunning. Stallen met een traditionele roostervloer zijn wel aan te passen door de roosters te bedekken met bijvoorbeeld een rubberen vloer, waarbij een mestschuif regelmatig de mest verwijdert.
‘De beschikbaarheid van dagverse mest blijft essentieel om de installatie rendabel te maken’, zegt Yke Roelevink ‘Stel dat je met een monovergister met dagverse mest in staat bent om 35 kuub gas uit een kuub mest te winnen. Dan is dat al gauw 30 tot 40 procent minder dan wanneer je niet met verse mest kunt werken. En meestal is het verdienmodel te dun om dat op te kunnen vangen.’
Rendement onder druk
Ook andere factoren hebben veel invloed op het rendement van een biogasinstallatie. ‘Denk bijvoorbeeld aan weidegang. Dat heeft rechtstreeks gevolgen voor de hoeveelheid mest die naar de vergister gaat. Ook beleidsmaatregelen om de emissies van stikstof en methaan te verminderen, kunnen veel effect hebben. Zo wordt er soms gesuggereerd om stalvloeren volop te spoelen met water. Dat zal ongetwijfeld gunstig zijn voor het verkleinen van de ammoniakuitstoot, maar de waterrijke mest die je dan krijgt, kan niet zonder meer de vergister in.’
Roelevink constateert dat onzekerheid over toekomstige beleidsmaatregelen, zorgt voor een afwachtende houding bij melkveehouders die denken aan mestvergisting. En daar komt bij dat ondernemers die wel stappen willen zetten, vaak hindernissen tegenkomen bij het verwerven van de benodigde vergunningen. ‘In veel gemeenten biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor een biogasinstallatie op een agrarisch bedrijf. En de bereidheid bij gemeenten om daar vlot verandering in te brengen, valt tegen’, aldus Roelevink.
‘De bereidheid bij gemeenten valt tegen’
Ook Van de Vegte vindt het jammer dat het niet makkelijk is om mestvergisting van de grond te krijgen. ‘Zowel bij het realiseren van klimaatdoelstellingen, als het verminderen van stikstofverliezen, kan mestvergisting een positieve rol spelen.’
Mestkwaliteit blijft goed
Onderzoek op De Marke heeft laten zien dat mestvergisting waarschijnlijk geen negatieve gevolgen heeft voor de bemestingswaarde van de mest die door de vergister gaat. ‘Je raakt weliswaar wat organische stof kwijt door vergisting, maar dat is makkelijk afbreekbare organische stof die niet bijdraagt aan de opbouw van organische stof in de bodem. Door de jaren heen zien we op de percelen van De Marke het organische stofgehalte licht toenemen. Wat we nog niet precies weten, is in hoeverre de makkelijk afbreekbare organische stof die je door vergisting kwijtraakt, van belang is als voeding voor het bodemleven. Onze verwachting is dat het bij grasland waarschijnlijk weinig uitmaakt. Daar is volop organische stof aanwezig. Misschien ligt het bij schraal bouwland anders.’