De markante melkveehouder Gerrit Vlug (60) draagt het stokje van zijn biologisch melkveebedrijf in Arum over aan z’n twee kinderen: Gerrit (30) en Andrea (24). Het verhaal van een atypische melkveehouder, die nu met z’n kinderen de weg inzet van ‘optimaliseren door te normaliseren’.

Eerst biologisch, toen gangbaar, nu weer biologisch. Koeien dag en nacht weiden op vier verschillende locaties met zes robots. Stier bij de koe, kalveren zes weken bij de koe, niet droogzetten, maar doormelken. Er is weinig dat melkveehouder Gerrit Vlug (60) niet
uitprobeerde. Het ene lukte beter dan het andere. Maar anno 2021 staat er een stevig biologisch melkveebedrijf met 255 melk- en kalfskoeien, 1,4 miljoen kilo melk en 235 stuks jongvee op 205 hectare grond. Het bedrijf is verdeeld over drie locaties in het Friese dorpje
Arum. Een trekker kom je op het bedrijf niet tegen. Alle mechanisatie, tot en met het voeren aan toe, wordt uitbesteed. De maatschap, waar ook Gerrit z’n vrouw Willy (57) deel van uitmaakt, staat kort voor een generatiewisseling: zoon Gerrit (30) en dochter Andrea (24) willen beide boer worden. Plan is het bedrijf te splitsen. ‘Wel blijven we volop samenwerken’, zegt Gerrit junior.

Van biologisch naar gangbaar

Om de bedrijfsstructuur te begrijpen, moet je de geschiedenis kennen. In Weesp, een dorpje onder de rook van Amsterdam, had Gerrit Vlug een klein biologisch melkveebedrijf met 20 hectare en 350.000 liter melk. Het bedrijf moest wijken voor woningbouw.
Vlug kreeg een zak met geld mee en bouwde in Friesland een nieuw bedrijf op. In Arum kocht hij in 2002 een boerderij met 60 hectare land en bijbehorend melkquotum. Hier startte hij als gangbaar melkveehouder met 900.000 kilo melk. ‘De prijzen voor biologische zuivel waren belabberd. Mijn nieuwe bedrijf had voor omschakeling twee jaar tijd nodig en
Friesland Campina had een wachtlijst voor biologische melk.’ Genoeg redenen om eerst gangbaar te gaan boeren. In de jaren die volgden, kwamen meerdere ‘buurmannen’ te koop. ‘De banken waren nog makkelijk met financieren. Met grondprijzen van rond de € 25.000 konden we ons melkveebedrijf snel uitbreiden naar zo’n 200 hectare.’ Vlug ging de grond intensief bewerken: maximaal mest en kunstmest om zoveel mogelijk eiwit van het land te halen.’ Best bijzonder voor een voorheen biologische boer. Te meer omdat hij zijn biologische werkwijze in de veestapel niet los liet. Dag en nacht weiden met zelfredzame
Jerseys en Jersey-HF-kruislingen, matig krachtvoergebruik en weinig tot inmiddels geen antibiotica zijn tot op de dag van vandaag kenmerkend voor het bedrijf. ‘Ik hou ervan vruchtbare grond maximaal te benutten. Daarom heb ik ook nooit aan agrarisch natuurbeheer gedaan’, vertelt hij.

Zes robots op vier locaties

Na 2005 kwam er niet veel grond meer bij, koeien des te meer. De pijlen waren gericht op schaalvergroting. Tussen 2005 en 2014 groeide het bedrijf naar 410 melk- en kalfskoeien en een quotum van zo’n 2,5 miljoen kilo melk.

‘MET DE AUTO LANGS
VIER BEDRIJVEN MET
ROBOTS’

Bijzonder was dat de schaalvergroting werd gespreid over meerdere locaties, die hij had gekocht of huurde. Feitelijk was Vlug daarmee z’n tijd vooruit. Immers, een verwacht toekomstscenario voor de melkveehouderij is dat schaalvergroting uit oogpunt van risicospreiding en maatschappelijke acceptatie steeds vaker gestalte krijgt op meerdere locaties. Maar voor Vlug waren dat niet de drijfveren. Hij vertelt: ‘In 2006 waren de kinderen nog klein en deed ik het bedrijf grotendeels alleen. Twee keer per dag 180 koeien melken in een kleine melkstal was geen doen. De afweging was: óf investeren in nieuwbouw met een grote melkstal of blijven melken in de oude stal en op de tweede locatie een melkrobot erbij. Omdat ik geen zin had om te werken met personeel werd het de tweede optie.’ De melkrobot beviel zo goed dat er al snel op de derde en de vierde locatie ook robots kwamen. ‘Ik stopte met melken en draaide met de auto mijn rondjes langs de robots. Dat lijkt niet efficiënt, maar voor het weiden is het handig: de koeien lopen altijd in de buurt van de plek waar ze gemolken worden.’

Toch weer biologisch

In 2013 kwam zoon Gerrit bij z’n ouders in de maatschap. ‘Toen hij nog baby was, wilde hij al boer worden’, lacht Gerrit senior. In de jaren 2014 en 2015 stond het bedrijf voor een tweesprong. Na twee goede melkprijsjaren daalde de gangbare melkprijs vanaf najaar 2014 dramatisch. Er moest nog melkquotum worden gekocht en Vlug besloot de veestapel
om die reden te verkleinen. ‘Achteraf kun je zeggen dat dit met het oog op de fosfaatreferentiedatum van 2 juli niet de beste keus is geweest.’
Ondertussen zag Vlug de biologische melkprijs flink stijgen, er was veel vraag. ‘FrieslandCampina riep leden op om te schakelen naar biologisch. Ook omdat wij altijd een goed gevoel hebben gehad bij biologisch, besloten we dat de tijd rijp was om weer om te schakelen.’ Naderhand openbaarde zich een probleempje: er schakelden niet tien of twintig, maar liefst zestig melkveehouders om, waardoor de maatschap Vlug op de wachtlijst voor biologische omschakelaars van FrieslandCampina terecht kwam. Ze besloten om over te stappen naar leveranciersvereniging EkoHolland.
Per 1 oktober 2017 was de maatschap Vlug terug van weggeweest in de biologische sector. Ze begonnen met 300 koeien en minimaal jongvee, zodat ze precies uitkwamen met de
maximale stikstofruimte van 170 kilo per hectare. Maar al gauw bleek die jongveebezetting te krap. De opfok leverde te weinig koeien af, waardoor het aantal melkkoeien verder zakte naar 255 stuks, het huidige aantal.


Vlug omschrijft het koemanagement zoals hij jarenlang uitvoerde als volgt: ‘Simpel, sober en saai. Omdat ik praktisch in mijn eentje 300 of 400 koeien moest managen ging ik voor maximaal arbeidsgemak. Ik insemineerde niet, maar joeg een stier tussen de koeien. De Jersey-koe kalft makkelijk af, daar had ik ook weinig werk van. En ik besloot geen droogstand meer te doen, maar de koeien gewoon door te melken. Om minder werk van
het jongvee te hebben, lieten we zelfs de kalfjes de eerste zes weken bij hun moeder lopen. Dat was geen succes: de kalfjes verwilderden, dronken te veel kostbare melk en als je na zes weken de moeder-kind band verbrak, gaf dat voor alles en iedereen een hoop stress.’
Ondertussen groeiden de kinderen langzaam in het bedrijf. Na zoon Gerrit klopte ook dochter Andrea op de deur. Ze is bezig om haar HBO-diploma agrarische ondernemerschap in Dronten te halen én is toegetreden tot de maatschap. ‘Eigen baas zijn, zelf doen wat je wilt en met koeien omgaan, dat zijn mijn drijfveren om melkveehouder te worden.’

Nieuwe strategie: optimalisatie

Met de komst van de nieuwe generatie verandert ook de bedrijfsvoering van de maatschap. Niet alleen omdat er nieuwe ideeën komen, ook omdat er meer arbeid beschikbaar is. Het aantal bedrijfslocaties ging terug van vijf naar drie, waarvan één met jongvee. De drie locaties staan binnen een straal van een kilometer en zijn omringd met weiland. Op de twee melklocaties staan nu vier Lely-melkrobots, elk twee. Gerrit junior woont met vrouw en kinderen op de ene locatie, Andrea woont met haar vriend op de andere locatie. Hij is zelfstandig inseminator en dus is het einde verhaal voor de stier tussen de koeien. ‘Sinds
januari zijn we begonnen met gerichter fokken op uier, benen en melkproductie. Ook willen we met Scandinavisch roodbont iets meer breedte in de koe. Het doel is een robuuste, makkelijke koe die zichzelf niet te snel weggeeft.’
Gerrit junior: ‘In de ondereind wat meer Belgische Blauw, meer verdienen door gerichter te insemineren.’ Ook worden koeien inmiddels weer op tijd drooggezet. Andrea voegt eraan toe dat dit ook is omdat er dan weer biest aan de kalveren kan worden gevoerd. ‘Dat
is gewoon beter voor de gezondheid, daarmee krijg je sterkere koeien.’

‘JE MOET JE NIET
OVERAL DRUK OM
MAKEN, MAAR GEWOON
OP JE EIGEN BEDRIJF JE
DING DOEN’

De koeien krijgen, kuilgras en brok, gemiddeld 20 kilo per 100 liter. Gerrit en zijn vrouw zijn inmiddels verhuisd naar een woonboerderij in Bolsward. Hij is vastbesloten nog jaren
mee te draaien in het melkveebedrijf, maar dan meer in de rol van nestor op de achtergrond. Of hij vertrouwen heeft in de toekomst voor de melkveehouderij? ‘Natuurlijk! Wij zien het leven altijd van de zonnige kant. Je hebt ook boeren die boos worden, wij kijken liever naar oplossingen. Demonstreren vind ik zonde van mijn tijd’. Gerrit junior: ‘Ik
heb ook vertrouwen, anders was ik er niet aan begonnen. Dat we biologisch zijn, helpt ons wel in de beeldvorming.’ Andrea: ‘Je moet je niet overal te druk om maken, maar gewoon op je eigen bedrijf je ding doen en de zaakjes in orde hebben.’

Richting 7.000 kilo melk per koe

Vorig jaar werd besloten meer jongvee aan te houden voor een geleidelijk groeiscenario. De koeien worden sinds twee jaar ’s middags opgehaald uit de wei om het robotbezoek te verhogen. Kortom, het vizier komt nadrukkelijk te liggen op het verbeteren van de prestaties van de veestapel. ‘We hoeven geen 9.000 liter per koe, maar richting de 7.000 moet mogelijk zijn. Daarmee kunnen we slagen maken’, denkt Gerrit jr. Hij en Andrea zijn inmiddels ook bezig met agrarisch natuurbeheer en plas-dras en zullen bij het vervangen
van hun asbestdaken waarschijnlijk kiezen voor zonnepanelen.
Kortom, de koers van het bedrijf is professionaliseren, aanpassen aan de moderne tijd en optimaliseren door te normaliseren. Gerrit senior deed het op zijn manier, nu is de nieuwe generatie aan zet.

Gerrit (links) wijst z’n kinderen Andrea en Gerrit Vlug de weg naar een toekomst als melkveehouder in Noord-Nederland. Met de komst van de nieuwe generatie verandert ook de bedrijfsvoering van de maatschap. Foto’s: Niels de Vries.

Dit artikel verscheen eerder in magazine Agrarische Schouw dat vanaf 23-9-21 onder melkveehouders in Noord-Nederland is verspreid.

Vorig artikelGeert Veenstra: ‘Focus op rendement moet terug’
Volgend artikelVan groenafval naar circulaire meststof met verdienmodel