Het voorgestelde nieuwe premiestelsel op CO₂-armere melk van FrieslandCampina (RFC) wordt vooral door veel extensieve leden niet met joechei ontvangen. Terecht, RFC wil een lage CO₂-uitstoot per kilo melk sterk belonen, maar bagatelliseert andere duurzaamheidsdoelen en ‘vergeet’ de opslag van CO₂ in gras mee te rekenen.

Het moesten grotendeels goednieuwsshows worden: de najaarsbijeenkomsten voor de RFC-leden. De melkprijs ligt immers nog altijd op een torenhoog niveau en inmiddels mogen de leden ook hopen op een fatsoenlijke prestatietoeslag. Tenminste, die verwachting werd de afgelopen weken gewekt door verschillende hoofdbestuursleden. Zij prediken dat de huidige ruim 9 miljard kilo melk die RFC verwerkt, momenteel volledig positief kan worden verwaard.

Als dat echt klopt, is dat topnieuws voor de leden-melkveehouders. Een paar jaar op rij werd zeker 30% van de melk niet winstgevend afgezet en nu zou dat, na de nodige krimp in volume van bijna 11 naar circa 9 à 9,5 miljard kilo, wel volledig lukken. Het kan niet anders dan dat de onderneming dan ook weer serieus winst maakt en dus komend jaar boven op de garantieprijs ook een fatsoenlijke nabetaling uitkeert. Als dat echt het geval is, kan dat ook een mooie financiële injectie opleveren voor duurzaamheidsdoelen die bij de coöperatie nu bijna volledig lijken onder te sneeuwen.

Duurzaamheid voor een duppie

Want dat is wat er aan de hand is bij FrieslandCampina en wat veel leden tegen de borst stuit. Aanleiding: het vernieuwde systeem om inzet op duurzaamheid te belonen. Als melkveehouder van RFC is het daarbij leuk om je in te zetten voor een hogere levensduur; betere kalveropfok, een betere stikstofbalans, minder ammoniakuitstoot, meer eiwit van eigen land, meer blijvend grasland of meer natuurland, maar het levert allemaal per onderdeel maximaal € 0,10 per 100 kilo melk op.

De inzet op weidegang is blijkbaar genoeg ingeburgerd want de premie daarvoor gaat van € 1,50 naar € 1,30 per 100 kilo melk. Door een coöperatieve inhouding van € 0,60 voor ieder lid, houdt een weider zonder extra scores op de andere punten netto dus nog slechts € 0,70 premie over voor het buiten laten grazen van zijn dieren.
Het zijn echter vooral de melkveehouders die wél extra inzet tonen, die zich in het hemd voelen gezet door hun eigen coöperatie. Want hoewel bijvoorbeeld inzet op weidevogelbeheer maatschappelijk hoog gewaardeerd en inmiddels ook beloond wordt, heeft RFC er dus maar een duppie voor over.

CO-opslag in gras wordt op geen enkele wijze meegerekend.

En waarom? Omdat een serieuze premie vanaf 2023 alleen nog maar weggelegd is voor inzet op een lage CO₂-uitstoot. Wie er in slaagt om minder dan 900 gram CO₂-equivalenten per kilo melk uit te stoten, krijgt de maximale premie van 1,5 cent per kilo melk. Wie tussen de 1.250 en 900 gram scoort, krijgt naar rato een lagere premie.

Grote en belangrijke klanten van RFC, de Nestle’s en Danones van deze wereld, vragen RFC om hier extra inzet op te plegen. Zij betalen meer, of alleen maar, voor melk met een lage CO₂-voetafdruk. Bijkomende reden is dat ook RFC zich aan internationale standaarden voor het verlagen van de CO₂-footprint heeft gecommitteerd en dat met deze inzet hoopt te verwezenlijken.

CO₂-opslag telt niet

Ervaring leert echter dat de intensieve melkveehouder veel eenvoudiger een lage CO₂-uitstoot realiseert dan een extensieve. Tenminste, als je de CO₂-uitstoot berekent zoals dat vanuit de kringloopwijzer wordt gedaan. En hier wringt de schoen opnieuw. Want binnen de CO₂-berekening in de kringloopwijzer is pensfermentatie een belangrijk onderdeel. Wie veel snelle energierijke grondstoffen aan het rantsoen toevoegt, zal gemiddeld gezien een veel hogere pensfermentatie scoren dan de boer die vooral gras laat opnemen door zijn koeien.

Zelfs een biologische melkveehouder die al zijn apparatuur elektrisch aandrijft en maximale weidegang toepast, scoort via de huidige methode nog een hoge CO₂-uitstoot. De reden hiervoor is dat de kringloopwijzer een koemodel is. En dat terwijl een melkveebedrijf op het gebied van CO₂ iets fundamenteels meer kan en doet dan elk ander bedrijf: het bindt CO₂ in het gras. Gras dat vervolgens door de pens van de koe gaat en wordt gefermenteerd. Deze CO₂-opslag in het gewas wordt op geen enkele manier ingerekend in het huidige model.

Veel leden noemen dit een fout en een gemiste kans. Zij stellen dat het RFC de opzet van de CO₂-berekening, nu daar een premie aan wordt gekoppeld, moeten herzien en zodanig aanpassen dat het recht doet aan wat leden doen op hun bedrijven: CO₂-uitstoten én CO₂-vastleggen. Dit ‘unique selling point’ mag naar hun mening niet compleet worden overgeslagen.

RFC: ‘CO₂-vastlegging willen we ook meewegen’

Het vastleggen van koolstof (CO₂) heft hooguit een paar procent van de emissies op, stelt Royal FrieslandCampina (RFC) in een schriftelijke reactie op dit artikel. Desondanks werkt de onderneming naar eigen zeggen hard aan een systeem om dit verantwoord mee te kunnen wegen in het model.

RFC benadrukt verder dat het voorgestelde nieuwe premievoorstel nog een voorstel is en dat het bij goedkeuring voor drie jaar geldt om daarna opnieuw te evalueren.

Daarbij komt dit voorstel volgens RFC juist voort uit het luisteren naar de leden op de voorjaars- en themabijeenkomsten. Daaruit werden drie punten geventileerd: 1) Meer financiële impuls; in totaal meer geld naar het boerenerf. 2) Behoefte aan focus op onderdelen waar waarde uit gehaald kan worden. 3) Inzicht vooraf. Op basis daarvan is het nieuwe premiestelsel opgesteld.

RFC stelt ook dat de emissiemodellen en de Kringloopwijzer onafhankelijk en wetenschappelijk onderbouwd zijn. En dat uit eigen analyse van het bedrijf blijkt dat intensiviteit van bedrijfsvoering en klimaatscores nauwelijks een verband hebben.

RFC weerlegt deze kritiek onder andere door te stellen dat het bedrijf zich committeert aan internationale standaarden voor CO₂-berekeningen. Het klopt dat die standaarden en rekenmethodes aansluiten bij het huidige model uit de kringloopwijzer. Maar als het model niet klopt of onvolledig is, kun je er als coöperatie ook voor kiezen om wél een kloppend model op te tuigen.

Haaks op maatschappij

Het nieuwe premiesysteem zoals het nu is gepresenteerd, bevoordeelt dus vooral de intensievere leden. En dat terwijl de politiek en maatschappij zich juist richten op een extensivering van de sector. Met dan laatste kun je het als coöperatie en onderneming – net als een individueel lid – niet eens zijn, maar het is de realiteit. In het nieuwe GLB vertaalt zich dat vanaf komend jaar al. Net als dat ook de afbouw van derogatie na enkele jaren uiteindelijk in extensivering van de sector zal resulteren.

Ook is te verwachten dat criticasters van de sector, met het huidige CO₂-model, melkveehouders nog steeds als grote vervuilers te kijk zetten. Terwijl bij een model, waarin ook de CO₂-opslag wordt ingerekend, juist dit kritiekpunt grotendeels de kop wordt ingedrukt.

RFC prevaleert met deze aanpak het korte termijn voordeel op de markt boven de maatschappelijke en politieke trend. En om de grotere en intensievere melkveehouders tevreden te stellen en binnenboord te houden. Het is een risicovolle strategie. Bijvoorbeeld omdat er steeds meer signalen komen dat Brussel het beschermen van de weidevogelstand heel serieus neemt. Als die verder achteruit loopt, dreigt de EU met maatregelen als verplichte uitgestelde maaidata.

Lef tonen

Als RFC haar leden wil stimuleren melk te produceren met minder CO₂-uitstoot én een toekomstgerichte koers niet in de weg wil staan, doet ze er goed aan eerst eens goed te kijken wie ze op welke wijze beloont. De coöperatie zou lef tonen als niet louter een berekende lage CO₂-uitstoot per kilo meetmelk goed wordt beloond, maar ook de CO₂-opslag meeweegt in de berekening. Om daarnaast doelen die extensieve leden echt serieuze premies opleveren én aansluiten bij de wens uit politiek en maatschappij, beter te belonen.

Met nieuwe premiestelsel drijft RFC af van wat maatschappij wil

Want die politiek zal binnenkort ook de leiders van RFC het rapport van Johan Remkes onder de neus houden waarin hij schreef: ‘Ook van de agribusiness mag meer inzet worden verwacht’.
Voor de korte termijn lonken de marktkansen voor CO₂-armere melk en lijkt het stoer om een koers te varen die vooral grotere intensieve leden binnenboord houdt. Maar als aan die koers een onvolledige rekenmethode ten grondslag ligt, het weidevogelboeren doet opspatten én afdrijft van de koers die Den Haag en Brussel varen, helpt de coöperatie voor de middellange en lange termijn haar leden en zichzelf daarmee niet vooruit.

Vorig artikelBodem-up!
Volgend artikel‘Tijd is rijp om luzerneteelt serieus te proberen’