Als koeien te dik of te dun zijn, krijgen ze sneller problemen met gezondheid en vruchtbaarheid. Minder eiwit in het rantsoen maakt het lastiger om te sturen op conditie. Schothorst Feed Research  onderzoekt hoe je daar het best mee om kunt gaan.

De theorie over de optimale conditie van koeien kom je regelmatig tegen. Het liefst zie je dat een koe als ze afkalft een bodyconditiescore (BCS) heeft van 3 tot 3,5; dus niet te vet is. Na afkalven komt een koe in een fase met een negatieve energiebalans en spreekt ze lichaamsreserves aan. Uitgangspunt is dat de BCS niet onder de 2,5 komt. Hoe krijg je dit in de praktijk voor elkaar? ‘Regelmatig de conditie van alle melkkoeien scoren, is een goede manier om inzicht te krijgen’, zegt Wilfried van Straalen, senior researcher and consultant ruminants bij Schothorst Feed Research in Lelystad. ‘Het verloop van de BCS in combinatie met melkproductiegegevens maakt zichtbaar wat het effect is van het voerregime op de melkproductie en de lichaamsaanzet van de koeien. Twee hormonen hebben hierbij een grote rol: groeihormoon en insuline. Groeihormoon reageert vooral op vet en eiwit in het rantsoen, en bevordert de melkproductie. Insuline reageert sterk op zetmeel in het rantsoen. Onder invloed van insuline kan een koe met veel zetmeel in het rantsoen sterk vervetten in de tweede helft van de lactatie.’ 

Gevolgen van minder eiwit 

Van Straalen vertelt dat onderzoek naar de conditie van melkkoeien een actueel onderwerp is. ‘Onder invloed van overheidsbeleid staat er druk op het eiwitgehalte in het rantsoen. In theorie kan minder eiwit in het rantsoen remmend werken op de melkproductie. Daarom doen we hier momenteel veel onderzoek naar. We willen graag weten op welke manier je het best terughoudend kunt zijn met eiwit in het voerrantsoen. Of, met andere woorden: wat is gunstig om de melkproductie te behouden en te voorkomen dat de BCS te snel oploopt.’ Van Straalen kan nog niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek.

‘Een bepaalde mate van vetbedekking is altijd gewenst’

Een middel in de strijd tegen vervetting in de tweede lactatiehelft is het opnemen van bestendige vetten in het rantsoen. ‘Voor wie er geen ervaring mee heeft, klinkt het tegenstrijdig. Maar onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat bestendig vet, met name C16:0, helpt om de melkproductie te bestendigen’, zegt Hessel Reitsma van Speerstra Feed Ingredients. Hij adviseert bedrijven waar koeien te vet aan de droogstand beginnen om bestendig vet in de tweede lactatiehelft te combineren met een iets lager zetmeelaandeel in het rantsoen. ‘In de eerste helft van de lactatie is het juist gewenst om veel zetmeel te voeren om de negatieve energiebalans te beperken. Insuline zorgt dan nog niet voor vervetting.’

Hulpmiddelen

Aanbieders van additieven noemen vaak pensbestendige choline als een nuttig hulpmiddel bij het sturen van de conditie van koeien. Van Straalen van Schothorst Feed Research erkent dat choline daarbij een rol kan spelen. ‘Choline ondersteunt de leverfunctie en kan daarmee koeien helpen die veel lichaamsreserves mobiliseren. Vooral koeien die gevoelig zijn voor slepende melkziekte.’ Van Straalen stelt dat het nog beter is te voorkomen dat een koe in een situatie belandt waarin haar lever het nauwelijks meer kan bolwerken.

Dat koeien te mager aan de droogstand beginnen, komt minder vaak voor dan te vet. Reitsma: ‘In het algemeen geldt dat de BCS van een koe tijdens de droogstand constant moet blijven. Toch zou ik proberen om een te magere koe in die periode iets te laten groeien. Een bepaalde mate van vetbedekking is voor een koe gewenst om zo nodig op een gezonde manier lichaamsreserves vrij te kunnen maken.’ 

Vorig artikelVan ammoniak naar circulaire meststof
Volgend artikel‘CO2-Footprint melk bepaalt straks je speelruimte’