Een hoge melkproductie per koe zonder soja en mais, maar met veel graskuil en tarwe van eigen grond in het rantsoen. Voor veel noordelijke melkveehouders nog meer wens dan waarheid. Ook voor maatschap Jacobi was het even puzzelen, maar met premixen voeren en een samenwerking met een akkerbouwer slagen ze de afgelopen jaren in deze opzet.

Vanuit een silo vullen ze dagelijks de mengwagen met 1 ton stoomschillen als onderdeel van het rantsoen.

Op Koningsdag 2015 nam de maatschap Jacobi in Westhem een nieuwe stal met daarin twee melkrobots in gebruik. De koeien kregen meer licht, lucht en ruimte en werden in plaats van twee-, driemaal daags gemolken. Dit alles resulteerde in een hogere melkgift per koe, maar toch ging het Siebren (60), Maaike (54) en zoon Jacob (29), die gezamenlijk de maatschap Jacobi vormen, niet naar wens. Vooral in de zomer en de herfst, als de koeien weidegang kregen of net weer op stal waren, hielden ze de dieren niet goed op de melk en kampte de 130-koppige melkveestapel met te veel problemen aan de klauwen of andere gezondheidsproblemen.‘We baalden hier best wel van en stonden er dan ook wel voor open om een andere aanpak uit te proberen’, vertelt Jacob. ‘Daarop spraken we op de Landbouwbeurs Leeuwarden, in december 2016, met Hoogland BV over hun premixconcept. Zij vertelden ons dat bij hen de grondstoffen niet door de hamermolen gaan om in brok te worden geperst, maar dat zij het pletten of walsen. Dat sprak ons altijd al aan. Inmiddels voeren we deze premixen nu al bijna vier jaar naar volle tevredenheid. Brok voeren we alleen nog in de melkrobots.’

Mais eruit, sodagrain erin

Recent lieten ze een nieuwe wagenloods bouwen waarin ze ook de premix los kunnen laten storten.

Daarop volgden vlot meer aanpassingen. Mais verbouwen op hun 65 hectare kleigrond met een gemiddelde van 60% afslibbaarheid, viel al te vaak niet mee. Zowel in de opbrengsten per hectare als in het risico op structuurschade. Maisteelt werd derhalve in de ban gedaan, maar ook in het rantsoen kwam het niet terug. Via Hoogland kwamen ze namelijk in contact met akkerbouwers Visbeek in Marrum. Zij moeten vanwege de teelt van hun poters aan wisselteelt doen. Zo vonden ze een samenwerkingsvorm die voor beide partijen loont. Deze akkerbouwers telen nu jaarlijks 10 hectare tarwe voor de Jacobi’s. Deze grond wordt gehuurd door de melkveehouders, maar de broers Visbeek voeren de teelt van A tot Z uit. ‘Inclusief het oogsten en transport van de tarwe naar de opslag van Hoogland’, vertelt Jacob. ‘Die bewerken dat nu tot sodagrain, ofwel ontsloten tarwe, en wij ontvangen dat steeds in een tien ton lading op het erf. Het is een mooi product, het werkt melkdrijvend. En op deze wijze verbouwen we een nog groter deel van ons eigen voer in het rantsoen voor het melkvee.’

9 cent voerkosten

Dat rantsoen bestaat momenteel dagelijks uit 350 kilo sodagrain, 1.000 kilo stoomschillen, 350 kilo premix en 800 liter water. Elke middag wordt dat klaargezet in de mengwagen. De volgende dag wordt 1.000 kilo perspulp, 150 kilo hooi en 3.400 kilo graskuil toegevoegd.
De premix wordt momenteel samengesteld uit alkagrain, raapschroot, geplette gerst, tarwegries en bijbehorende mineralen die op basis van het ruwvoer worden berekend.

‘De grond hier is ons qua grasopbrengst eigenlijk altijd goed gezind’

Het resulteert in een rollend jaargemiddelde van 11.429 kilo melk met 4,33% vet en 3,63% eiwit. Met een ureum van gemiddeld 17 en voerkosten van 9 cent per 100 kilo melk.
En dat zonder mais of maismeel en soja. ‘Geen soja voeren, is voor ons geen doel op zich. Maar met het oog op de toenemende maatschappelijke druk een bijkomend voordeel’, zegt Jacob. ‘Mais verbouwen past hier gewoon niet goed en een samenwerking met een akkerbouwer voor de eigen tarwe, met daarbij natuurlijk ook de mestplaatsing, juist wel. Verder hebben we meer dan voldoende gras beschikbaar. Dat wil je liefst ook zo goed mogelijk benutten om een goed saldo te behalen.’
Zijn vader vult hem aan: ‘De grond hier is ons qua grasopbrengst eigenlijk altijd goed gezind. We strooien veel minder kunstmest dan voorheen. Hooguit zo’n 150 kilo stikstof per hectare. Maar oogsten nog altijd zo veel dat we jaarlijks graskuil verkopen. Dat is niet een doel op zich maar een gevolg van onze bedrijfsopzet. De laatste jaren loont het ook nog wel; door de droogte is er redelijk veel vraag naar goed ruwvoer.’

Optimaliseren voor groeien

Siebren en Maaike Jacobi zijn van plan om over circa vier tot vijf jaar te verhuizen en uit de maatschap te stappen. Jacob moet dan de arbeid op het bedrijf grotendeels alleen kunnen behappen. ‘Om die reden ambieer ik nu geen grote schaalsprongen’, licht de jonge ondernemer toe. ‘We zetten wel bewust in op optimalisatie. Het dak van de oude ligboxstal, waar nu het jongvee loopt, is recent bevrijd van de oude asbestplaten. En we hebben ook net een nieuwe loods gebouwd waar we onder andere de premix los in kunnen laten storten.’
Waar de sector zich precies naar toe beweegt, vindt de jonge ondernemer lastig in te schatten. Zeker is dat een deel van de collega’s over tien tot vijftien jaar geen koeien meer melkt. ‘Op dit moment heb ik niet concrete ideeën hoe ik op die ontwikkeling kan of wil inspelen, maar dat is nu ook nog lastig te zeggen. De wereld en mogelijkheden veranderen snel. Denk alleen maar aan de automatisering die absoluut nog verder doorzet. Ook hier zal het voeren bijvoorbeeld over een x-aantal jaren volledig geautomatiseerd gaan. Het is zaak om de ontwikkelingen bij te houden en daar tijdig op in te spelen, maar vooral ook de eigen koers vast te houden.’

Het mestrijden wordt meest uitbesteed aan de loonwerker. ‘Drie keer per jaar laten we sleepslangen. Met 1/3 water erbij. Voor de benutting werkt dat veel beter’, stelt Siebren.
Alles rond het inkuilen doen ze zelf. Alle 65 hectare wordt vier tot vijf keer per jaar volledig in één keer gemaaid en na één velddag en met hulp van familie en vrienden ingekuild. ‘Dat is ook de kracht van een familiebedrijf’, zegt Maaike.

Wennen aan niet meer weiden

De switch naar de huidige manier van werken, brengt volgens de maten met zich mee dat de gezondheid van het vee de laatste jaren veel beter is. ‘Wij zien zelf duidelijk dat de klauwen en uiergezondheid er op vooruit zijn gegaan’, vertelt Maaike Jacobi. ‘En de dierenarts vertelt ons ook dat het antibioticagebruik opvallend laag ligt. Dat zijn allemaal belangrijke pluspunten die mede door deze manier van voeren worden veroorzaakt.’

Nadat deze wijze van voeren en managen in 2017 al begon aan te slaan, besloten de maten ook om de melkkoeien helemaal niet meer te weiden. ‘Dat was wel even wennen’, erkent Maaike. ‘Het past ons wel gewoon beter’, zegt Jacob. ‘Ik ben zomerdag ook nog regelmatig bij een loonwerker aan de slag en dan is weidegang, in combinatie met melkrobots, niet zo ideaal. Daarbij zorgt het jaarrond opstallen voor rust in de koppel. De robots hebben maar 5% vrije tijd dus de capaciteit moeten wij ook benutten.’
En als weidegang ooit verplicht wordt of de weidepremie stevig stijgt? ‘Dan zien we dan weer’, zegt Jacob. Zijn vader vult hem aan: ‘Mede om die reden weiden we het jongvee en de droge koeien nu wel. Dan leren ze het. Mocht weiden ooit verplicht worden, dan kunnen we makkelijk weer switchen.’

Siebren (links), Jacob en Maaike Jacobi in het in 2015 aangebouwde nieuwe staldeel waarin ze nu een hoge productie op basis van premix en grotendeels eigen graskuil en tarwe behalen. Foto’s: Langs de Melkweg
Vorig artikelSubsidie op waterbassins voor boer op zandgrond
Volgend artikel‘Zonnepanelen op elk staldak is geen must hè’