Henk Binnendijk uit Oudega DFM houdt van mooie koeien. Hoe langer die op zijn bedrijf productief kunnen blijven, des te beter. Gemiddeld blijft een koe vier lactaties op het bedrijf en het streven is om de levensduur te verlengen. ‘Ik vind het zonde als ik een koe moet afvoeren’, zegt hij.

Binnendijk heeft een vof met zijn ouders Cock en Marrie en zijn vrouw Hennie. Vorig jaar maakte het bedrijf een groeisprong toen samen met de buurman een ‘fosfaatmaatschap’ werd gevormd. De melkveestapel groeide van 130 naar 180 melk- en kalfskoeien en de 2×8 melkstal werd vervangen door drie melkrobots. Daarmee worden nu 165 koeien gemolken.
Door het jongvee vanaf zes maanden te huisvesten in de aangekochte stal van de buren, konden ze zonder grote bouwkundige ingrepen de melkkoeien en droge koeien onder dak krijgen.
In april vorig jaar begonnen ze met het robotmelken en ze zijn er heel tevreden mee. De koeien produceren ruim 10.000 kilo melk met 4,20% vet en 3,50% eiwit. De afvoerleeftijd
van de melkkoeien is zes jaar en de levensproductie 43.474 kilo. Dat is hoger dan gemiddeld en een kwestie van liefhebberij en van rekenen, stelt de melkveehouder. ‘Oudere koeien produceren meer melk dan koeien in de eerste lactatie. Bovendien kun
je met een langere levensduur van je koeien minder jongvee aanhouden, al zit ik daar wel wat dubbel in. Ik ben nu eenmaal een liefhebber van jongvee en lid van de kalveropfokclub. Maar jongveeopfok kost geld, dat moet wel worden terugverdiend.’

Dikke melk

Een goede gezondheid van de oudere koe begint bij de kalveropfok, zegt hij stellig. ‘Mijn vrouw Hennie verdient hiervoor alle credits, want zij verzorgt de opfok.’ De kalveren zijn gehuisvest in iglo’s en worden tot elf weken stevig gevoerd met dikke melk. Dit leidt tot goed ontwikkelde kalveren en pinken die op een leeftijd van 13 maanden geïnsemineerd kunnen worden. De gemiddelde afkalfleeftijd is 23 maanden.
De melkkoeien krijgen een TMR-rantsoen van kuilgras, snijmais en enkelvoudige grondstoffen (perspulp, bierbostel, tarwegist, raapschroot) en mineralen. Als er wordt geweid, wordt het aandeel eiwitrijk raapschroot afgebouwd. ‘De koeien moeten het doen met het basisrantsoen. Elke bek aan het voerhek moet raak zijn. In de robot krijgen ze alleen lokbrok en de eerste vijftig tot zestig dagen van de lactatie nog wat extra energie.’

Tot 11 weken voert Binnendijk zijn kalveren stevig door met dikke melk. Foto’s: Ida Hylkema

Droge koeien

De voeding van de droge koeien krijgt  extra aandacht. ‘Zo’n anderhalf jaar geleden kampten we met veel problemen rond het afkalven. De koeien hadden last van een negatieve energiebalans vlak na het afkalven en kregen daardoor ook vaker klauwproblemen en mastitis. In overleg met de veearts en voerleverancier hebben we werk gemaakt van het droogstandsrantsoen en nu hebben
we vrijwel geen problemen meer. Ook melkziekte komt nu vrijwel niet meer voor.’
Het rantsoen van de droge koeien wordt nu aangezuurd met aniotische zouten. Dit voorkomt een opnamedip vlak voor afkalven en een betere aanmaak van calcium. Na het afkalven krijgen de koeien zo snel mogelijk het energierijke melkveerantsoen.
Daarnaast gebruikt Binnendijk een drench om na het afkalven vocht en mineralen in de koe te krijgen. ‘Op mijn stagebedrijf in Amerika werd drenchen vrijwel standaard toegepast bij probleemkoeien. Ik heb daarom zelf ook een drench aangeschaft. Meestal geef ik 35 tot 40 liter per keer. Je moet wel goed opletten hoe je de slang inbrengt, maar als je het een paar
keer hebt gedaan, wordt het steeds gemakkelijker.’

‘OUDERE KOEIEN
BETEKENT DAT JE
JE MINDER MISSERS
KAN PERMITTEREN’

Eigen opfok

‘Koeien zijn mijn liefhebberij en dan is het zonde als er eentje tussenuit knijpt’, vervolgt hij. ‘Door de groeisprong die we hebben gemaakt, hebben we de
koeien van de buurman overgenomen en vee aangekocht in Duitsland. Maar eigen opfok vind ik het mooiste. Daarom houden we nu ook wat meer jongvee aan, om zo versneld ons eigen vee weer te kunnen toevoegen. We
fokken ook wel door met koeien van de buurman, maar op zijn kruislingen zetten we Belgische Blauwe in. Ik ben een echte Holstein-fan en wil ras en type in een koe zien. Ik kijk vooral naar het exterieur; een koe moet goed in elkaar zitten. Bij de stierkeuze loop
ik eerst een rondje om de koe heen om de zwakke plekken te zoeken en daar zoek ik ter compensatie dan een stier bij. Ik gebruik relatief veel Canadese en Amerikaanse stieren.’ De betrouwbaarheid van een stier is voor hem erg belangrijk. ‘We willen dat onze koeien ouder worden en daarbij minder jongvee houden. Maar dat betekent wel dat je je minder missers kunt permitteren’, stelt de melkveehouder.
Met een langere levensduur kan hij niet alleen langer van zijn koeien genieten, het is economisch ook aantrekkelijk (zie kader). Al is dat niet zijn belangrijkste drijfveer. ‘Een rekensom is leuk, maar het moet wel lukken. Als het zo gemakkelijk was, had iedere
melkveehouder er al twee lactaties bij. Dat doe je niet zomaar.’

‘Investeren in levensduur loont’
‘Investeren in levensduur is lonend’, stelt Jack van Mensvoort van Topro
Animal Health. ‘Onze insteek is om een melkkoe twee lactaties extra te
laten meegaan.’ Op een webinar van ASP Noard, de robotleverancier van
Binnendijk, rekende Van Mensvoort voor dat een verlenging van de levensduur
van drie naar vier lactaties een bedrijf van 100 melkkoeien ruim € 12.000 tot
bijna € 20.000 kan opleveren. Wordt daarbij ook nog eens ingezet op een
verlaging van de afkalfleeftijd van 25 naar 23 maanden, dan is het voordeel
bijna € 25.000. Bij een verlenging van drie naar vijf lactaties loopt dat voordeel
op tot € 37.000.
Een langere levensduur begint al bij de kalveropfok en een goede kalveropfok
begint al voor de geboorte bij de voeding van de drachtige koe, stelt van
Mensvoort. ‘Door de kalveren tot het spenen veel melk te geven – metabolisch
programmeren – krijg je een beter ontwikkeld, sterker kalf. Deze kalveren
hebben een hogere begingroei en kunnen eerder worden geïnsemineerd. Om
de koeien vervolgens langer in lactatie te houden, is het belangrijk beducht te
zijn op de kwetsbare periodes. Dat is vooral de transitieperiode, waarbij een
calciumtekort, een negatieve energiebalans en slepende melkziekte op de loer
liggen. Dat kan later resulteren in klauwproblemen, vruchtbaarheidsproblemen
en mastitis. Zeventig tot tachtig procent van alle vervangingen kun je
voorkomen door je bewust te zijn van de risico’s en deze preventief aan te
pakken. We zien in de praktijk dat melkkoeien vanaf het tweede of derde kalf
extra ondersteuning kunnen gebruiken. Twee lactaties extra ten opzichte van
het Nederlandse gemiddelde is dan mogelijk’, besluit Van Mensvoort.

Henk Binnendijk: ‘Als het gemakkelijk was, had iedere melkveehouder er al twee lactaties bij.’
Vorig artikel‘Ureum past beter dan KAS’
Volgend artikelWaar en hoe melken we in 2050?